Hoofdstuk 3.0.1. Wat is de peildatum?
De peildatum is de datum die wordt gebruikt voor het toepassen van het afspiegelingsbeginsel voor de op dat moment werkzame medewerkers binnen een categorie uitwisselbare functies. Het afspiegelingsbeginsel bepaalt in welke volgorde werknemers ontslagen moeten worden bij sprake van bedrijfseconomisch ontslag. In beginsel is de peildatum het moment waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen wordt ingediend.
De werkgever kan uitgaan van een eerder vast te stellen moment, indien daar een redelijke grond voor is en dat moment niet gelegen is vóór het moment waarop de werknemers verteld is dat arbeidsplaatsen zouden vervallen.
Hoe wordt de peildatum bepaald?
Het gaat bij de peildatum om het moment dat de werkgever kiest dat er afgespiegeld gaat worden. Een organisatie kan regelmatig veranderen van personeelssamenstelling, zodat afspiegelingen op een eerder of later moment een andere uitkomst op kunnen leveren. De hoofdregel luidt dat de peildatum overeen moet komen met de datum waarop de ontslagaanvragen bij het UWV worden ingediend. De werkgever kan echter ook kiezen voor een eerdere datum, als daar een geldige reden voor is en werknemers ook op de eerdere datum wisten dat er afgespiegeld zou worden. Deze voorwaarden zijn bedoeld om te voorkomen dat een werkgever gaat ‘schuiven’ met de peildatum om zo de ontslagvolgorde te beïnvloeden.
Een moment dat in de praktijk wordt gekozen is bijvoorbeeld de datum waarop de werknemers schriftelijk gemeld wordt dat zij boventallig zijn. Het advies is om tijdig te bepalen welke peildatum zal worden gehanteerd en om daarover ook transparant te zijn.
Wat geeft het UWV over de peildatum aan?
Een relevante vraag in dit verband is wat de peildatum is aan de hand waarvan de indeling van werknemers in de verschillende leeftijdsgroepen moet plaatsvinden. Als hoofdregel hiervoor geldt op grond van het eerste lid dat de peildatum de datum is waarop de aanvragen voor toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst worden ingediend. Dat is alleen anders (op grond van het tweede lid) als een eerdere objectiveerbare datum is aan te wijzen die in redelijkheid door de werkgever als peildatum mag worden gehanteerd. Hieraan ligt de volgende overweging ten grondslag. Aan grote reorganisaties gaat dikwijls een behoorlijke voorbereidingstijd vooraf (werknemers en vakorganisaties worden ingelicht, de ondernemingsraad wordt om advies gevraagd, er wordt een melding collectief ontslag gedaan). Al deze stappen hebben dikwijls tot gevolg dat er reeds mutaties in het personeelsbestand plaatsvinden voordat toestemming wordt gevraagd. Als de werkgever tot aan de dag van indiening van de aanvraag om toestemming rekening moet houden met deze mutaties, verandert dikwijls ook per dag wie voor ontslag moet(en) worden voorgedragen.
Dit veroorzaakt niet alleen onrust onder het personeel maar leidt er ook toe dat de werkgever voortdurend zijn lijst met voor ontslag voor te dragen werknemers moet aanpassen, met als gevolg dat de werkgever geen gericht herplaatsingsbeleid kan voeren. Om die redenen mag de werkgever de peildatum stellen op een objectiveerbaar moment, gelegen vóór de datum waarop aanvragen om toestemming worden ingediend. Voorwaarde is dat dit moment niet is gelegen voor het moment waarop aan de werknemers te kennen is gegeven dat arbeidsplaatsen zouden vervallen. Een objectiveerbaar moment kan bijvoorbeeld zijn de datum van de boventalligheidsverklaring, waarna een herplaatsings- of mobiliteitstraject gaat lopen.
Van belang in dit verband is dat het hanteren van een eerdere peildatum geen afbreuk mag doen aan de regeling bedoeld in artikel 11, tweede lid, te weten het bij voorrang voor ontslag voordragen van werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Met andere woorden, als een dergelijke werknemer op de peildatum die leeftijd nog niet heeft bereikt maar bij het verzoek om toestemming of op de datum van de beslissing blijkt dat deze werknemer op dat moment die leeftijd wel heeft bereikt, en hij niet voor ontslag is voorgedragen, zal toestemming voor ontslag van werknemers uit andere leeftijdsgroepen worden geweigerd. De mogelijkheid om uit te gaan van een andere peildatum ziet immers uitsluitend op het eerste lid van artikel 11. Voor het tweede lid van dat artikel wordt derhalve niet de afwijkende peildatum gehanteerd. De werkgever dient hier dus rekening mee te houden bij het bepalen van de ontslagvolgorde op een eerdere peildatum. Voor de uitzendsector geldt een afwijkende regeling voor afspiegeling en het daarbij in acht te nemen personeelsbestand. Dit heeft gevolgen voor de peildatum. Voor de uitzendsector geldt op grond van het derde lid als peildatum de datum waarop de inleenopdracht wordt beëindigd.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 3 over het einde van een dienstverband via het UWV. Zie voor meer informatie.
Alle vragen over bedrijfseconomisch ontslag door het UWV
Voor meer informatie over andere ontslaggronden, kunt u kijken naar:
3.1. Arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege
3.2. Arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden
3.5. Ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter (overige gronden)
3.6. Ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst en overlijden
3.7. Werkloosheid
3.8. Sociaal-plan en outplacement
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.