Hoofdstuk 3.0.1. Wanneer ben je een werkgever in de zorgsector of welzijn en maatschappelijke dienstverlening?
Onder de zorgsector en de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening (WMD) vallen de volgende instellingen:
Zorgsector:
Dit zijn werkgevers in de thuiszorg, kraamzorg, jeugdgezondheidszorg, gehandicaptenzorg, jeugdhulp, en de verpleeg- en verzorgingshuizen en geestelijke gezondheidszorg (onder te verdelen in: psychiatrische ziekenhuizen en klinieken, verslavingsklinieken, forensische-psychiatrische klinieken en tbs-instellingen, verzorging en verblijf bij psychosociale problemen en centra voor ambulante behandeling).
Branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening (WMD):
Dit zijn werkgevers op het gebied van sociaal-cultureel werk, zoals jongerenwerk, Bureau Sociaal Raadslieden, rechtshulp, Algemeen Maatschappelijk Werk, maatschappelijke opvangcentra voor bijvoorbeeld dakloze tienermoeders of blijf-van-mijn-lijfhuizen en peuterspeelzalen (kinderopvang uitgezonderd)
Wat zegt het UWV over een werkgever in de zorgsector of welzijn en maatschappelijke dienstverlening?
Lid 4 van artikel 14 Ontslagregeling bepaalt dat voor de zorgsector en de WMD-branche het afspiegelingsbeginsel in beginsel wordt toegepast binnen de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen. Het gaat hier om de ‘officiële’ gemeente en niet een stad, dorp of andere woonkern binnen die gemeente.
Als binnen de onderneming (of bedrijfsvestiging) meerdere gemeenten vallen, is uitgangspunt dat de werkgever het afspiegelingsbeginsel toepast per gemeente. De werkgever mag hiervan afwijken als hij aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop de werkzaamheden zijn georganiseerd (bijvoorbeeld regionaal), uitgegaan moet worden van de onderneming (of van een bedrijfsvestiging binnen de onderneming). Wanneer de onderneming van een werkgever in de zorgsector en de WMD-branche bestaat uit meerdere bedrijfsvestigingen, dan is het mogelijk dat de werkgever met betrekking tot de ene bedrijfsvestiging het afspiegelingsbeginsel toepast binnen de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen en met betrekking tot de andere bedrijfsvestiging uitgaat van de bedrijfsvestiging. In het laatste geval moet de werkgever op grond van de regelgeving wel aannemelijk maken dat de werkzaamheden zodanig (bijvoorbeeld regionaal) zijn georganiseerd dat uitgegaan moet worden van de bedrijfsvestiging. Uit de regelgeving volgt tevens dat de werkgever niet binnen één en dezelfde bedrijfsvestiging voor de ene afdeling/functie kan kiezen voor afspiegeling per gemeente en voor de andere voor bijvoorbeeld regionale afspiegeling.
Een werkgever kan actief zijn in zowel de kinderopvang als in het peuterspeelzaalwerk. Op peuterspeelzalen is artikel 14 lid 4 van de Ontslagregeling van toepassing, op werkgevers in de kinderopvang niet. Het komt meer en meer voor dat werkgevers het peuterspeelzaalwerk integreren in de kinderopvang en de werknemer zowel voor de peuterspeelzaal als voor de kinderopvang laat werken. In dergelijke gevallen moet voor toepassing van het afspiegelingsbeginsel worden uitgegaan van de hoofdregel, dus van de onderneming van de werkgever dan wel de bedrijfsvestiging zoals genoemd in artikel 14 lid 1 van de Ontslagregeling en niet van de gemeente(n) waarbinnen arbeidsplaatsen vervallen.
Alle vragen over bedrijfseconomisch ontslag door het UWV
Voor meer informatie over andere ontslaggronden, kunt u kijken naar:
3.1. Arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege
3.2. Arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden
3.5. Ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter (overige gronden)
3.6. Ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst en overlijden
3.7. Werkloosheid
3.8. Sociaal-plan en outplacement
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.