Hoofdstuk 2.4.8. Levensloopregeling (sparen voor verlof)
Vervallen
Per 1 januari 2012 is de mogelijkheid om deel te nemen aan de levensloopregeling komen te vervallen. De regeling wordt wel open gehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo hebben staan. Hierin is wel een verdeling aangebracht. Het is namelijk niet mogelijk om bij een saldo van minder dan € 3.000,00 op 31 december 2011 nog in 2012 en 2013 bij te storten. Als het saldo hoger is, dan is dit wel mogelijk. Vanaf 2013 is het ook alleen voor de deelnemers die een hoger saldo dan € 3.000,00 hebben op 31 december 2011 mogelijk om van de regeling gebruik te blijven maken, totdat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt.
De levensloopregeling kent geen opvolger. Eerst was het voor alle deelnemers mogelijk om vanaf 1 januari 2013 deel te nemen aan de vitaliteitsregeling. Echter kent deze regeling geen doorgang, waardoor er (op dit moment) geen vervanging komt voor de levensloopregeling.
Oude regeling
Wat is een levensloopregeling?
Gaat een werknemer een periode met onbetaald verlof, dan kan hij dit financieren door gebruik te maken van een levensloopregeling. Met een levensloopregeling spaart een medewerker voor verlof dat degene later gaat opnemen. Dat kan zien op de vormen van verlof die in eerdere hoofdstukken zijn behandeld (2.4.1. t/m 2.4.7), waaronder sabbatical, ouderschapsverlof, zorgverlof, verlof voor stervensbegeleiding en educatief verlof (2.4.). Eveneens kan dit worden gebruikt voor het financieren van een vervroegd pensioen.
De levensloopregeling is een onderdeel van de ‘Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling’ die vanaf 1 januari 2006 geldt.
Hoe gaat het in zijn werk?
Het te sparen bedrag wordt ingehouden op het brutoloon en mag maximaal 12% hiervan bedragen. Zo kan er na 2 jaar sparen tegen het maximum tarief van 12% een verlof worden opgenomen gedurende een kwartaal over welke tijd tegen 100% van het salaris wordt betaald.
Na 17,5 jaar opbouw van 12% wordt het maximum bereikt van 210% van het jaarloon. Dit houdt in dat er 3 jaar verlof kan worden gefinancierd tegen 70% van het laatst verdiende loon.
De opbouw van de levensloopregeling is verplicht. De opname gaat in overleg. De werkgever is verplicht, wanneer een werknemer hier om vraagt, een levensloopregeling aan te bieden. Voor opname van verlof bestaat daarentegen geen wettelijk recht, dit moet altijd gaan in overleg met de werkgever. Wanneer het gaat om bijvoorbeeld een prepensioen of een wereldreis, dan zou de werknemer hiervoor met de werkgever moeten overleggen. Op het opnemen van bepaalde vormen van verlof heeft een werknemer evenwel volgens de wet zonder meer recht, bijvoorbeeld ouderschapsverlof en twee weken zorgverlof. Wanneer hij het tegoed van de levensloop hiervoor wil opnemen, kan de werkgever dit niet weigeren.
Het op te nemen gespaarde loon mag niet meer zijn dan het loon dat in de maand daarvoor werd verdiend. Wanneer de werknemer in zijn verlof loondoorbetaling via de werkgever ontvangt, moet dit bedrag ook worden meegeteld, waardoor er minder kan worden opgenomen van het spaartegoed via de levensloopregeling. De reden hierachter is dat de overheid wil stimuleren dat de regeling ook echt wordt gebruikt voor het opnemen van verlof.
Voor de werknemers die op 31 december 2005 tussen de 51 en 55 jaar zijn is een overgangsregeling opgesteld, namelijk dat voor hen de voorwaarde vervalt dat binnen de levensloopregeling niet meer dan 12% mag worden gespaard in een kalenderjaar. De reden hiervan is dat deze werknemers in een kortere periode het toegestane maximale bedrag van 210% van het laatstverdiende jaarloon bij elkaar kunnen sparen.
Afhandeling door de werkgever
Een werkgever moet voor de afhandeling van de levensloopregeling een aantal administratieve werkzaamheden verrichten.
De werkgever stort een deel van het brutoloon op een levensloopregeling of levensloopverzekering. Hierover is de werkgever geen loonheffing verschuldigd (loonbelasting + premies sociale verzekeringen). Voor de werknemersverzekeringen gaat deze vrijstelling niet op en moeten wel de normale premies worden betaald.
Bij het opnemen van het spaartegoed door de werknemer, wordt dit tegoed door de financiële instelling eerst aan de werkgever overgemaakt, die hier vervolgens loonheffing op inhoud. Het bedrag kan dan (netto) worden overgemaakt aan de werknemer. Doordat de premies werknemersverzekeringen bij de opbouw al zijn belast worden deze bij het uitbetalen niet meer geheven.
Verandering werkgever
Wanneer een werknemer bij een andere werkgever komt te werken mag de werknemer het gespaarde tegoed meenemen naar zijn nieuwe werkgever. Wanneer een werknemer er wel voor kiest om bij een andere instelling verder te gaan sparen, is de huidige instelling verplicht het gespaarde bedrag over te maken naar de nieuwe maatschappij.
Heeft de werknemer op één of meer andere plekken levenslooptegoed opgebouwd, door het sparen bij een vorige werkgever, dan is de werknemer verplicht om de gegevens te overhandigen aan de nieuwe werkgever. Wanneer een werknemer weigert om dit te overhandigen, mag de werkgever weigeren om deze werknemer in te laten deelnemen in een levensloop.
Er kan door een werkgever een collectief contract worden afgesloten voor een levensloopproduct bij een instelling of maatschappij zoals de bank. Voor een werknemer is deelname aan dit collectieve contract niet verplicht. De werknemer kan van zijn werkgever verlangen dat hij het spaartegoed bij een andere instelling opbouwt.
Werkt een werknemer bij 2 werkgevers dan mag hij bij beide werkgevers sparen voor zijn levenslooptegoed. Per werkgever mag er maximaal 12% gespaard worden.
Vastleggen van de levensloopregeling
In de vastlegging van de levensloopregeling moet het volgende worden opgenomen:
- Het doel van de regeling, namelijk dat het bedrag wat wordt gespaard via de levensloopregeling alleen bedoeld is voor het opnemen van extra verlof gedurende een bepaalde periode;
- Een bepaling dat het afkopen, vervreemden of prijsgeven van aanspraken op grond van de levensloopregeling niet mogelijk is. Een aanspraak mag alleen worden afgekocht bij beëindiging van de dienstbetrekking, alsmede in het kader van levensloopverzekering (mits de afkoop plaatsvindt in het kader van de levensloopregeling);
- De naam van de instelling waar er wordt gespaard;
- Een schriftelijke bepaling van de werknemer waarin staat dat hij geen aanspraken heeft bij een of meer vorige werkgevers op grond van de levensloopregeling of de verlofspaarregeling. Wanneer de werknemer dit wel heeft is hij verplicht jaarlijks te vermelden wat het gespaarde bedrag op 1 januari bedraagt;
Een schriftelijke bepaling van de werknemer waarin staat dat hij geen voorziening op grond van een levensloopregeling opbouwt in het kalenderjaar dat hij bij zijn huidige of een andere werkgever loon spaart op grond van een spaarloonregeling.
Levensloopregeling en prepensioen
Zoals hierboven aangegeven kan de levensloopregeling ook gebruikt worden voor het prepensioen, in het geval het tegoed nog niet verbruikt is. Hier geldt een maximum van 210% van het laatst verdiende loon. Is er voldoende opgebouwd dan kan een medewerker 3 jaar eerder stoppen met werken over welke periode hij maximaal 70% van het laatst verdiende loon, als prepensioen kan genieten.
Er bestaat een mogelijkheid om op 1 januari 2006 uw prepensioensregeling af te kopen en deze te storten in de levensloopregeling, mits het pensioensfonds hiermee instemt. Alleen voor deze situatie geldt de uitzondering dat het te storten bedrag méér mag zijn dan 12% van het bruto jaarsalaris.
Fiscale gevolgen
Bij het opnemen van het geld wordt eerst, over het tegoed, door de werkgever loonbelasting ingehouden. Met als gevolg dat het gespaarde geld vanaf de beheerder eerst weer naar de werkgever wordt overgemaakt. Vervolgens wordt het bedrag, minus de loonheffing op de rekening gestort, volgens de zogenaamde ‘omkeerregeling’. Deze regeling heeft tot gevolg dat sparen in de levensloopregeling geen invloed heeft op de hoogte van een eventuele uitkering op basis van een werknemersverzekering, bijvoorbeeld een WW of WAO/WIA. De reden hiervan is dat bij de berekening wordt gekeken naar het loon inclusief het gespaarde bedrag in de levensloopregeling.
Bij het opnemen van het tegoed wordt er een belastingkorting ontvangen van € 183,00 per gespaard jaar.
Voor ouderschapverlof geldt, bij deelname levensloopregeling, een speciaal fiscaal voordeel. Dit is een heffingskorting en betreft de helft van het minimumloon per opgenomen verlofuur. Bij opname van een voltijd ouderschapverlof houdt dit in een korting van € 632,00 per maand.
Huidige regelingen
De huidige verlofspaarregeling (2.4.7.) gaat op in de nieuwe levensloopregelingen. Dit betekent dat het gespaarde tegoed, nu als levenslooptegoed mag worden aangemerkt.
De huidige spaarloonregeling (4.5.4.2.) blijft wél bestaan. Deelname aan zowel de spaarloonregeling of de levensloopregeling kan niet, de werknemer moet jaarlijks een keuze maken. In een schriftelijke verklaring van de werknemer moet de werkgever zeker zijn gesteld dat deze werknemer niet in hetzelfde jaar ook in de spaarloonregeling spaart.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 2 over veranderingen die zich in een dienstverband kunnen voordoen. U vindt hierin informatie over:
2.1. Verandering functie, vestigingsplaats, arbeidsduur, etc.
2.2. Ziekte en arbeidsongeschiktheid van de werknemer
2.3. Misdragingen, disciplinaire maatregelen (o.a. schorsing, waarschuwing)
2.4. Verlof (o.a. zwangerschap, zorgverlof, ouderschapsverlof).
2.5. Non-actief stellen van werknemers door de werkgever
2.6. (on)gelijke behandeling / discriminatie
2.7. Aansprakelijkheid voor schade van de werknemer of werkgever
2.8. Overgang van de onderneming en gevolgen voor het arbeidscontract
2.9. Overnemen van arbeidsovereenkomsten
2.10. Staking en andere collectieve acties
2.11. Conflicten tussen medewerkers onderling
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.