Hoofdstuk 4.2.1. Opbouw van de aanspraak op vakantie
Vakantierechten
Voor ieder jaar dat de medewerker op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam is heeft hij recht op minimaal viermaal de (overeengekomen) arbeidsduur per week. De opbouw van de vakantierechten begint vanaf het in dienst treden (werkzaam worden) van de medewerker (art 7:634 BW). In veel cao’s wordt er een hoger recht op vakantie toegekend.
Vakantierechten voor een fulltimer
Een medewerker die over 5 dagen per week 40 uur werkt, heeft na 1 jaar recht op 4 x 40 = 160 uren vakantie. In feite heeft hij dus bij 260 dagen recht op 20 vakantiedagen, dus een verhouding van 13 dagen opbouw op 1 dag vakantie. Neemt de medewerker 40 uren (5 dagen) vrij, dan verbruikt hij 1/4 van zijn vakantierecht waarvoor hij een week vrij is. Over deze 5 dagen wordt het loon doorbetaald voor in totaal 40 uren.
Vakantierechten voor een parttimer
Een medewerker die over 3 dagen per week 24 uren werkt, heeft na 1 jaar recht op 4 x 24 = 96 uren vakantie. In feite heeft hij dus bij 156 dagen recht op 12 vakantiedagen. Ook dat is een verhouding van 13 dagen opbouw, op 1 dag vakantie. Neemt deze werknemer 24 uren vrij, dan verbruikt hij ook 1/4 van zijn vakantierecht, waarvoor hij een volledige week vrij is. De parttimer krijgt echter over deze week minder loon doorbetaald dan de fulltimer, namelijk over drie dagen voor in totaal 24 uren.
Welke uren tellen mee?
Niet alleen uren waarop de medewerker werkt maar ook andere uren kunnen meetellen bij de berekening van de opgebouwde vakantierechten
Berekening van de vakantierechten
Dit vraagstuk wordt uitgewerkt in hoofdstuk. Daar wordt rekening gehouden met het feit dat het aantal uren per week kan variëren en dat de medewerker mogelijk slechts een gedeelte van het jaar vakantierechten opbouwt. Verder wordt er ingegaan op het loon dat er over die vakantie-uren doorbetaald moet worden, alsmede op de vraag hoeveel vakantie-uren de medewerker gebruikt, wanneer hij een dag met vakantie gaat .
Inhoudingen
Voor het inhouden van loonbelasting en premies wordt er onderscheid gemaakt naar vakantiebijslag en doorbetaalde loon over de vakantiedagen .
Welke uren tellen mee?
Bij het vaststellen van het aantal vakantie-uren die een medewerker opbouwt, tellen in beginsel alle werkdagen mee, waarbij de medewerker loon doorbetaald krijgt.
De uren waarop ook vakantierecht wordt opgebouwd zijn de volgende uren, los van het feit of de medewerker dan loon doorbetaald krijgt:
– Uren waarbij de medewerker een vakbondsvergadering bijwoont met toestemming van de werkgever (art 7:635-1 BW).
– Uren waarbij de medewerker met politiek verlof is (art 7:635-1 BW) (7.).
– Uren waarbij de medewerker meedoet aan herhalingsoefeningen i.v.m. militaire dienst (art 7: 635-1 BW).
– Uren waarbij de medewerker (onbetaald) verlof geniet wegens niet gebruikte vakantie of verlofdagen bij een vorige werkgever (4.2.3.) (art 7:635-1 BW)
– Uren waarbij de medewerker tegen zijn wil niet in staat is om te werken (art 7: 635-1 BW). Het gaat hier bijvoorbeeld om werkwilligen die niet kunnen werken doordat andere medewerkers staken, door slecht weer of als er onvoldoende werk is. Opbouw van deze vakantierechten is niet afhankelijk van het feit of medewerkers over deze uren loon doorbetaald krijgen, daar de opbouw in beide gevallen plaatsvindt.
– Uren waarvoor een medewerkster wegens zwangerschap ziekengeld ontvangt (7.) (art 7: 635-1 BW)
– Uren waarbij een medewerker ziek is, onafhankelijk van het feit of hij loon ontvangt. De medewerker die geen recht heeft op het doorbetalen van loon, bouwt ook geen recht op vakantie op, bijvoorbeeld niet als hij opzettelijk ziek is of zonder goede grond verzuimt (2.2.2.3.A.).
Van voorgaande kan in beperkte zin afgeweken worden, als het gaat om medewerkers die meer vakantierechten opbouwen dan het wettelijke minimum en dit schriftelijk overeengekomen wordt. Zo kan er overeengekomen worden dat zij deze extra vakantierechten niet of minder opbouwen in bovenstaande omstandigheden. Zij dienen wel recht op het wettelijke minimum opbouw van vakantierechten te behouden in die situaties (art 7:635-5 BW)
De uren waarop ook vakantierecht wordt opgebouwd zijn de volgende uren, tenzij de medewerker op deze uren geen loon doorbetaald krijgt;
– Uren waarbij de medewerker op non-actief is gesteld (2.5.) of zelfs geschorst is (2.3.).
– Uren waarbij de medewerker met vakantie is.
De uren waarop geen vakantierecht wordt opgebouwd zijn de uren waarop:
– de medewerker met ouderschapsverlof is en daarvoor geen recht op loon heeft (7.)
Uitwerking van de opbouw
Een medewerker die 40 uur per week werkt, bouwt zijn vakantierecht over een jaar op over 240 werkdagen en 20 (4 x 5) vakantiedagen, dat is dus 8 x 260 = 2080 uren. Op deze uren kan hij verhinderd zijn om zijn werk te doen, door bovenstaande redenen waarbij het recht op vakantie wel wordt opgebouwd. Over de uren dat een medewerker met ouderschapsverlof is bouwt hij geen vakantierechten op. Tijdens ziekte bouwt de medewerker wel vakantierechten op.
Berekening vakantierechten in uren, berekening door te betalen loon en bepalen hoeveel uren de medewerker opneemt, als hij een dag of een week met vakantie gaat
Een werknemer die recht heeft op een vakantiedag, heeft recht op een vrije dag waarover zijn loon wordt doorbetaald over een bepaald aantal uren (art 7:639 BW). Hierbij spelen de volgende vragen een rol:
– Hoeveel vakantierechten in uren heeft hij opgebouwd over een bepaalde periode?
– Wat is het loon dat er wordt doorbetaald gedurende deze uren?
– Als hij een week of een dag vakantie neemt, hoeveel uren neemt hij dan op?
Bij de berekeningen zijn de volgende gegevens nodig:
A. Het aantal dagen van de in acht te nemen periode, dus over de periode waarover de vakantierechten worden berekend (dus inclusief vrije dagen zoals zondagen).
B. Het totaal aan dagen waarop vakantierechten (in uren) werden opgebouwd. Dat zijn niet alleen de dagen dat de medewerker werkte.
C. Het totaal aantal uren waarover vakantierechten werden opgebouwd. Ook dit zijn niet alleen de uren dat de medewerker werkte.
D. Het totale brutoloon dat over de periode bij A. genoemd verschuldigd was en in geld uitbetaald moet worden.
Bij onderstaande wordt het volgende voorbeeld uitgewerkt.
Een medewerker is gedurende 103 dagen in dienst geweest, waarbij hij over 60 dagen en 420 uren vakantierechten heeft opgebouwd, terwijl het totaal aan (bruto) loon over deze periode € 3857,13 euro bedraagt.
A. Het totaal aantal dagen is 103 (3 maanden en 11 dagen).
B. Het totaal aantal dagen waarover de vakantierechten werden opgebouwd is 60 dagen.
C. Het totaal aantal uren waarover de vakantierechten werden opgebouwd is 420.
D. Het totale brutoloon is € 3857,13 euro.
Voor dat de berekeningen beginnen nog het volgende
Bij het berekenen van vakantierechten is de factor 1 op 13 van belang. De medewerker heeft recht op 1 vakantie-uur, als er 13 uren verstrijken waarbij hij recht op vakantie opbouwt (dus als hij 13 uren werkt). Deze factor wordt gevonden doordat een fulltime medewerker, over 260 dagen per jaar, van 8 uur per dag, dus over totaal 2080 uren zijn recht op vakantie opbouwt. Hij heeft dan een vakantierecht opgebouwd van 4 keer het aantal arbeidsuren per week, dat is 4 x 40 = 160 uur. De verhouding 160 staat tot 2080, is een verhouding van 1 op 13. Voorgaande betekent dat er per uur een vakantierecht wordt opgebouwd van 0.076923077 (ruim vier en halve minuut). Omgerekend in geld krijgt een medewerker 7.69 procent vakantiegeld over zijn normale uurloon (7.69 % = 100 % x 20 vakantiedagen gedeeld door 260 dagen).
1. Berekening vakantierecht
Het vakantierecht is het totaal aantal uren (C) …… x 0.076923077 = ……… uren vakantie.
In ons voorbeeld is dat 420 uren x 0.076923077 = 32.31 uren (32 uur en 18 minuten)
2. Berekening van het gemiddeld aantal uren per dag
Het totaal aantal uren waarover vakantierechten worden opgebouwd (C) wordt gedeeld door het totaal aantal dagen (B); dus totaal aantal uren … : totaal aantal dagen = …… uren doorbetalen loon per vakantiedag
In ons voorbeeld is dat 420 uren : 60 dagen = 7 uur per dag
3. Berekening van het aantal vakantiedagen
Het aantal vakantiedagen wordt gevonden door het recht op vakantie-uren (1) te delen door het gemiddeld aantal uren dat de medewerker per dag werkt (2), waarvan de uitkomst is …… (1) : …….. (2) = ……. aantal vakantiedagen.
In ons voorbeeld bedraagt het vakantierecht in uren 32.31 : 7 = 4.6 vakantiedagen
4. Berekening van het gemiddelde uurloon
De hoogte van het loon per uur is gelijk aan het gemiddelde loon over de periode van opbouw van het vakantierecht. Dat is het totaal aan loon (D) …… gedeeld door het totaal aantal uren (C) ……. = ……… gemiddelde uurloon
In ons voorbeeld is dat € 3857.13 : 420 = € 9,18 euro als gemiddeld uurloon
Correctie van de berekening van het gemiddelde uurloon
Zoals in hoofdstuk 4.2.1. wordt uitgewerkt, heeft de medewerker in bepaalde gevallen ook recht op vakantieopbouw, ook al heeft hij geen recht op loon . Dat zou bij voorgaande berekening betekenen dat het loon lager is en daarmee het gemiddelde (gedeeld door 420) ook lager wordt. Dit is niet de bedoeling en moet gecorrigeerd worden. Over deze uren wordt er fictief loon toegekend dat verschuldigd was, wanneer de werkgever (fictief) wel loon had moeten betalen. Zo kan een medewerkster mogelijk in aanmerking komen voor 16 weken zwangerschapsverlof, waarbij zij bij de werkgever vakantierechten opbouwt, maar geen recht op loon heeft doordat zij een 100 % ziektewet-uitkering krijgt. Dit mag geen invloed hebben op het gemiddelde uurloon. Dat betekent dat de werkgever bij de berekening over die periode het loon fictief meerekent. De hoogte van dit loon is gelijk aan het loon voordat de uitkering inging.
Samenvattend
De medewerker kan er aanspraak op maken dat het vakantierecht in uren ……. (1) wordt genoten voor …… uren per dag (2) over … dagen (3) waarbij er per vakantie-uur een loon wordt doorbetaald van ……. (4).
In ons voorbeeld heeft de medewerker recht op 32.31 uur vakantie, dat wordt genoten over 7 uren per dag over 4.6 dagen, waarbij er een uurloon wordt doorbetaald van € 9,18 euro.
5. Berekening van het aantal uren per week dat de medewerker opneemt, als hij een week met vakantie gaat
Neem het totaal aantal uren waarover de vakantierechten werden opgebouwd (C). Deel dit door het aantal weken dat er gewerkt is, dus het totaal aantal dagen in de periode gedeelde door 6. Oftewel ….. (C) gedeeld door (…. (A): 7) = …… gemiddeld aantal uren per week. Als de medewerker 1 week met vakantie gaat, dan betekent dit dat het recht op vakantie met dit aantal uren vermindert, terwijl er over deze week het loon over die uren wordt doorbetaald.
In ons voorbeeld gaat het om een 420 uren gedeeld door (103 dagen : 7 dagen =) 14.714 (ruim 14 weken); de uitkomst hiervan is 28.54 uren per week.
Aanverwante opmerkingen
Opnemen en uitbetalen van het vakantierecht
Het verschilt per organisatie of de vakantierechten per dag of per uur opgenomen of vastgesteld worden (4.2.2.). Kunnen uren niet genoten worden, dan dient de werkgever dit te registreren en bij de volgende nog op te bouwen vakantierechten mee te tellen. Het is ook mogelijk dat deze niet opgenomen vakantierechten bij het einde van de arbeidsovereenkomst in geld uitgekeerd worden (4.2.3.). Slechts bij het einde van het arbeidscontract vindt afronding van de rechten plaats, niet per dag maar per uur.
Berekenen van het vakantierecht per maand
Een collectieve arbeidsovereenkomst kan bepalen dat het recht op vakantiedagen, wordt berekend per maand (art 7:634-3 BW). Dit kan echter niet, als het gedeelte van het jaar dat omgerekend moet worden zelf korter dan een maand is.
Berekening van gemiddelde loon per opgebouwde vakantie-uur
Correcter maar gecompliceerder wordt de berekening, indien er steeds per opgebouwde vakantiedag wordt bepaald, wat het gemiddelde loon was tijdens de opbouw. Ook hier geldt het uitgangspunt dat de oudste vakantiedag het eerste opgenomen wordt. Een dergelijke berekening is niet nodig zo lang het gemiddelde loon maar wordt genomen over de periode waarin het vakantierecht werd opgebouwd. Dan gaat het om een berekening (zoals hierboven) waarbij het gemiddelde loon wordt berekend over een periode waarover meerdere vakantie-uren worden opgebouwd.
Belastingtechnisch onderscheid tussen vakantiegeld en vakantiebijslag
Het doorbetaalde loon gedurende de vakantiedagen is vakantiegeld. Vakantiebijslag is de toeslag op het loon van doorgaans 8 %, dat wordt berekend over 1 juni t/m 31 mei en dat in beginsel eens per jaar wordt uitgekeerd (4.1.4.). Beide uitkeringen zijn loon waarop de werkgever loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekering moet inhouden, op het moment van de uitkering. De vakantiebijslag wordt belast op het moment dat de werkgever het uitbetaalt (bijv. eind mei of begin juni). Het vakantiegeld wordt belast wanneer de medewerker vakantie opneemt en loon doorbetaald krijgt. Voor vakantiebijslag geldt er een bijzonder tarief (4.5.3.1.C.).
Fiscaal kan er tot 100 weken aan verlof opgebouwd worden
Werknemers kunnen als de werkgever dit toestaat in 2021 maximaal 100 weken verlof sparen, zodat ze later een langere periode een sabbatical kunnen nemen. De werknemer neemt dan minder verlof in een jaar op en bouwt op die wijze het verlof op.
Omdat het verlof normaal bedoeld is om zo veel mogelijk ieder jaar op te nemen, moet het sparen van verlof wel overeengekomen worden, aangezien anders de werkgever kan stellen dat oudere verlofrechten vervallen. Het wettelijk verlof vervalt 6 maanden na het jaar waarin het is opgebouwd en het bovenwettelijk verlof uit een (collectieve) arbeidsovereenkomst vervalt normaal na 5 jaar. Partijen kunnen dus anders afspreken.
Zolang er niet meer dan 100 weken (dat was 50 weken) aan verlof is opgebouwd, zal deze aanspraak (recht) op verlof door de belastingdienst niet belast worden. Anders gezegd, tot 100 weken kan er verlof gespaard worden. De inhouding gaat dan plaatsvinden als het verlof wordt uitbetaald en wordt opgenomen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.