Hoofdstuk 4.2.3. Einde contract en betaling en verklaring vakantierechten
Uitbetalen vakantierechten
De resterende vakantierechten kunnen in beginsel alleen bij het einde van de arbeidsovereenkomst in geld uitgekeerd worden (art 7:640 en 641 BW). Wordt een arbeidscontract gevolgd door een andere arbeidsovereenkomst, dan is de uitbetaling van vakantierechten te zien als een strijdige en tussentijdse betaling (1.3.2.). Dit tussentijds uitbetalen van vakantierechten is namelijk slechts toegestaan voor vakantierechten die een medewerker meer heeft ontvangen dan het wettelijk minimum (4.2.2.3.).
Een medewerker kan de arbeidsovereenkomst opzeggen en een schriftelijk verzoek indienen om zijn vakantierechten op te nemen voordat hij vertrekt. De werkgever kan dit verzoek binnen twee weken afwijzen als hij dat schriftelijk doet en gewichtige redenen heeft (4.2.2.1.). Partijen kunnen natuurlijk ook in overleg besluiten dat de vakantie voor het einde van de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen.
Aangezien de medewerker schriftelijk aangeeft wanneer hij met vakantie wil gaan, is het niet eenvoudig voor een werkgever om af te dwingen dat de medewerker zijn volledige vakantierechten opneemt voordat de arbeidsovereenkomst eindigt. Hij kan de medewerker vragen om aan te geven wanneer de medewerker met vakantie gaat, waarvan de werkgever kan afwijken als hij gegronde redenen heeft. Deze zullen niet snel aanwezig zijn, aangezien het financiële belang van de werkgever – dat de medewerker de vakantie opneemt in plaats van uitbetaald krijgt – doorgaans onvoldoende zal zijn (4.2.2.1.).
De werkgever heeft meer mogelijkheden als hij de vakantie mag vaststellen volgens de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Een werkgever kan de vakantie dan dusdanig vaststellen dat deze genoten wordt voordat de arbeidsovereenkomst eindigt. Een medewerker is hieraan niet gebonden als het vaststellen van die “vakantie” onredelijk is. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als de medewerker daardoor een lange periode tegen zijn zin niet werkt, te meer als die “vakantie” niet in de lente- of zomermaanden valt (4.2.2.1.). Het opnemen van vakantie voor het einde van de arbeidsovereenkomst is vrij gebruikelijk als de medewerker met pensioen of de VUT gaat.
De uitkering van de vakantierechten in geld is gelijk aan het loon dat verschuldigd zou zijn als de nog resterende vakantierechten waren opgenomen in de vorm van vakantie. De opgebouwde vakantieuren worden vermenigvuldigd met het loon dat daarover verschuldigd is, wat vervolgens wordt uitgekeerd. Een medewerker die vakantiebonnen heeft ontvangen kan deze te gelden maken. Daardoor heeft deze medewerker geen recht op een bedrag in geld bij het einde van de arbeidsovereenkomst.
Verklaring resterende vakantiedagen
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever een verklaring afgeven waarop het totaal aantal vakantiedagen staat vermeld die de medewerker bij het einde van de dienstbetrekking niet heeft verbruikt (art 7:641-2 BW). Deze verklaring geeft de medewerker het recht om, zonder behoud van loon, verlofdagen op te nemen bij een volgende werkgever (Art 7:642-3 BW). Voor het vaststellen van deze vrije dagen geldt eveneens dat zij in beginsel op verzoek van de medewerker wordt vastgesteld, tenzij de werkgever daar gewichtige redenen tegen kan invoeren en een later tijdstip vaststelt (4.2.2.1.). De nieuwe werkgever kan met de nieuwe medewerker wel schriftelijk overeenkomen dat het bij deze resterende vakantiedagen niet gaat om de vakantierechten die een medewerker meer heeft opgebouwd dan wettelijk als minimum geldt (art 7:641-4 BW).
Van dit recht wordt niet veel gebruik gemaakt, bijvoorbeeld niet omdat de medewerker van dit recht afziet. Daarnaast kunnen partijen er voor kiezen om het volgende arbeidscontract na een korte onderbreking te beginnen. Het is mogelijk om de nieuwe werknemer schriftelijk afstand te laten doen van het recht om deze verlofdagen te vorderen.
Vordering werkgever bij te veel opgenomen vakantiedagen
Indien een medewerker meer vakantiedagen opneemt dan hij nog heeft staan, dan is er in feite te veel loon betaald. Op grond van artikel 7:632 BW mag de werkgever te veel betaald loon verrekenen met het latere loon als dit is overeengekomen in het arbeidscontract of vakantiereglement.
Maakt de werkgever geen melding van een dreigend tekort als de werknemer vakantiewinst op te nemen en daarvoor geen voldoende saldo heeft of worden er geen afspraken gemaakt over wat er gebeurt met een tekort aan vakantiedagen als de werknemer vertrekt, dan blijkt uit de rechtspraak dat de werkgever dit (in de meeste gevallen) niet in geld kan vorderen van de werknemer.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.