Nieuws over arbeidsrecht | Datum: 29 december 2020 | Auteur: Ulli Hoogland
Fiscale wijzigingen in het arbeidsrecht in 2021
Reiskostenvergoeding en thuiswerken vanaf 1 februari 2021
Werkgevers hoeven normaal alleen de reiskosten te vergoeden die daadwerkelijk zijn gemaakt. Dat is anders als een vaste vergoeding is overeengekomen die niet afhankelijk is van de werkelijke reistijd. Veel werkgevers hebben in 2020 de reiskostenvergoeding niet verlaagd voor werknemers die deels of volledig thuis gingen werken. Het doorbetalen van de vergoeding is mogelijk en toegestaan volgens het arbeidsrecht.
De belastingdienst gaat de reiskostenvergoeding voor thuiswerkers wel anders behandelen en belasten vanaf 1 februari 2021. Werknemers die veel thuis werken, daarvoor kan alleen de reiskosten onbelast vergoed worden over de dagen dat de werknemers op locatie werken. Werknemers moeten deze dagen dan declareren. De werkgever kan ook kiezen voor nacalculatie, in welk geval achteraf (einde van het jaar) wordt uitgerekend hoeveel er werkelijk aan reiskosten zijn gemaakt en dus betaald mocht worden. Bij nacalculatie wordt de te veel betaalde reiskostenvergoeding als loon aangemerkt, waarover loonbelasting en premies worden uitgerekend en afgerdragen.
Een werknemer waarvan bewezen kan worden dat deze meer dan 36 weken of 128 dagen per jaar op locatie van de werkgever komt, kan wel onbelast de (normale) reiskostenvergoeding blijven ontvangen.
Regeling Vervroegde Uittreding – bijgesteld
Een werkgever die een oudere werknemer een vergoeding geeft om deze vervroegd te laat uittreden kan te maken krijgen met een boete van 52 %. De werkgever moet daarmee naast de inhoudingen op de vergoeding aan de werknemer een aanvullende heffing aan de belastdienst uitbetalen. De RVU-heffing geldt indien een regeling op basis van objectieve voorwaarden en kenmerken tot doel heeft om de periode tot aan het pensioen te overbruggen, dan wel te voorzien in aanvullingen op een pensioenregeling.
In 2021 wordt er een drempel ingevoerd waarover geen extra RVU-heffing wordt betaald. De drempel in 2021 is een bedrag van € 1.847 per maand vermenigvuldigd met het aantal maanden tot aan het moment dat de AOW-uitkering ingaat (maximaal 36 maanden). De verwachting is dat de eerste kamer dit met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 laat ingaan.
De RVU-regeling geldt niet in geval van een reorganisatie waarbij de functie van de werknemer volgens de regels van het UWV vervalt, ontslag door aantoonbaar disfunctioneren van de werknemer of onverenigbaarheid van karakter met de leidinggevende, bij langdurig ziekteverzuim of anderszins niet-leeftijd gerelateerde kwesties.
Verlofsparen
Werknemers kunnen als de werkgever dit toestaat in 2021 maximaal 100 weken verlof sparen, zodat ze later een langere periode een sabbatical kunnen nemen. De werknemer neemt dan minder verlof in een jaar op en bouwt op die wijze het verlof op.
Omdat het verlof normaal bedoeld is om zo veel mogelijk ieder jaar op te nemen, moet het sparen van verlof wel overeengekomen worden, aangezien anders de werkgever kan stellen dat oudere verlofrechten vervallen. Het wettelijk verlof vervalt 6 maanden na het jaar waarin het is opgebouwd en het bovenwettelijk verlof uit een (collectieve) arbeidsovereenkomst vervalt normaal na 5 jaar. Partijen kunnen dus anders afspreken.
Zolang er niet meer dan 100 weken (dat was 50 weken) aan verlof is opgebouwd, zal deze aanspraak (recht) op verlof door de belastingdienst niet belast worden. Anders gezegd, tot 100 weken kan er verlof gespaard worden. De inhouding gaat plaatsvinden als het verlof wordt uitbetaald en wordt opgenomen.
Opnemen pensioen
Bij de start van een pensionering kan er behoeft bestaan aan een bedrag ineens. Een werknemer mag 10 % van de waarde van het ouderdomspensioen uit laten betalen. Dit mag in andere situaties niet, aangezien anders werknemers ondoordacht afstand doen van het pensioen dat zij over een langere periode hebben opgebouwd. Tot 10 % is de afkoop toegestaan. Deze regeling gaat naar verwachting in 2022 in.
Geef een reactie