| Nieuws over arbeidsrecht | Datum: 3 mei 2017 | Auteur: Anne de Vries |
Geen transitievergoeding door voorzieningsregeling cao
Begin dit jaar heeft de kantonrechter geoordeeld over een gelijkwaardige voorziening ter vervanging van de transitievergoeding. De kantonrechter deed uitspraak in een zaak waarin een medewerker 18 uur per week bij ING werkte. Op 20 november 2013 raakte zij arbeidsongeschikt en met ingang van 5 juni 2015 ontving zij een IVA-uitkering. Het UWV heeft op verzoek van ING een vergunning verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Met ingang van 1 augustus 2016 is de arbeidsovereenkomst opgezegd op grond van volledige arbeidsongeschiktheid.
Ondanks dat de arbeidsovereenkomst langer heeft geduurd dan 104 weken, heeft ING geen transitievergoeding betaald aan werkneemster. In de geldende cao is opgenomen dat wanneer het dienstverband wordt beëindigd vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid op grond van de IVA, de werknemer in aanmerking komt voor een arbeidsongeschiktheidspensioen en een premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen. ING stelt dat de regeling als een gelijkwaardige voorziening conform art. 7:673b kan worden gezien en een transitievergoeding derhalve achterwege kan worden gelaten.
Werkneemster verzoekt de kantonrechter ING tot een transitievergoeding te betalen. Zij betwist dat de cao-regeling als een gelijkwaardige voorziening kan worden gezien in de zin van art. 7:673b BW. Werkneemster voert aan dat de voorziening voortvloeit uit een pensioenovereenkomst en niet in het leven wordt geroepen door de cao. Werkneemster stelt dat de transitievergoeding haar dient te compenseren voor de directe gevolgen van het verlies van de arbeidsovereenkomst en niet pas op of na 67-jarige leeftijd. Het totaalbedrag van de pensioenpremies kan volgens haar bovendien, op voorhand, niet gelijkwaardig worden geschat als de som van de geldende transitievergoeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt over deze vraag:
5.5. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er bij een gelijkwaardige voorziening sprake moet zijn van een voorziening in geld en/of natura die het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat een belangrijke aanwijzing of er al dan niet sprake is van een gelijkwaardige voorziening in de bewoording ligt van de betreffende bepaling in de CAO. In het onderhavige geval wordt in de CAO bepaald dat de premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen, ook als het arbeidsongeschiktheids-pensioen niet tot uitkering komt, moet worden aangemerkt als een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening. Daarnaast dient er naar het oordeel van de kantonrechter, anders dan zoals door [verzoekster] is gesteld, niet te worden gekeken naar het (eerste) moment van uitkering van deze vergoeding, maar naar het financiële voordeel dat de premievrije opbouw van het ouderdomspensioen voor de werknemer oplevert. In de wet is geen aanknopingspunt te vinden dat de werknemer direct moet kunnen genieten van de voorziening. Daar komt bij dat, doordat de werkgever de opbouw van het pensioen betaalt, dit de werknemer maandelijks een besparing oplevert. [verzoekster] heeft het door ING in haar verweerschrift berekende bedrag dat de voortzetting van het pensioen bedraagt niet betwist. Zij heeft evenmin betwist dat zij voordeel geniet in vergelijking met de situatie dat zij de pensioenopbouw uit eigen kosten zou moeten voldoen.
5.6. De voorziening zoals opgenomen in de CAO is naar het oordeel van de kantonrechter collectief gelijkwaardig. De wet dwingt er niet toe dat wordt bekeken hoe een dergelijke voorziening achteraf individueel uitwerkt. De wet kent geen aanknopingspunten om individueel te becijferen of er sprake is van een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening. Dit kan immers (in het onderhavige geval) ook pas achteraf worden beoordeeld.
5.7. Verder overweegt de kantonrechter dat artikel 7:673b BW bepaalt dat er sprake moet zijn van een gelijkwaardige voorziening die is opgenomen in de CAO. Dat de voorziening tot premievrije voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen voortvloeit uit de Pensioenovereenkomst is hiervoor geen beletsel. Deze maakt immers, zo blijkt uit hoofdstuk 7 van de CAO, integraal deel uit van de CAO. De afspraak dat de aanspraak wordt aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening is eveneens bij CAO gemaakt.
5.8. Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat er sprake van een in een CAO opgenomen aan een transitievergoeding gelijkwaardige voorziening ex artikel 7:673b BW. Op grond daarvan heeft [verzoekster] geen recht op de transitievergoeding en zullen haar verzoeken worden afgewezen.
Kortom, voortzetting van de premievrije opbouw ouderdomspensioen kan aangemerkt worden als een gelijkwaardige voorziening zoals bedoeld in artikel 7:673b BW. Gekeken moet worden naar het algemene financiële voordeel voor de werknemer en niet het moment van uitkering. De kantonrechter wijst de vordering van de werkneemster af.
Zie de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 4 januari 2017: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2017:884
Aanpassing gelijkwaardige voorziening uit art. 7:673b
In beginsel krijgt iedere werknemer die door de werkgever wordt ontslagen een transitievergoeding als het dienstverband langer dan 24 maanden heeft geduurd (art. 7:673 BW). Een werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding indien hij bijvoorbeeld zelf ontslag neemt of het ontslag gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen. Op grond van art. 7:673b is het mogelijk om via de cao af te wijken van de transitievergoeding. De transitievergoeding is niet van toepassing als er middels een cao een gelijkwaardige voorziening wordt geboden. De vakbond die deze cao heeft afgesloten, dient gericht te zijn op het behartigen van de belangen van de werknemers. Bovendien dienen werkzame leden uit de onderneming of bedrijfstak deel uit te maken van de vakbond.
Het kabinet wil meer ruimte bieden aan cao-partijen om af te wijken van de transitievergoeding bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen. De voorwaarde van een ‘gelijkwaardige’ voorziening uit art. 7:673b BW komt bij dit ontslag te vervallen. De nieuwe regeling kan naar verwachting ingaan op 1 januari 2018. Voorwaarde om af te wijken van de transitievergoeding via de cao is dat er sprake moet zijn van een redelijke financiële vergoeding of een voorziening gericht op het beperken van werkloosheid (of een combinatie van beide).
Lees meer over transitievergoeding.
Geef een reactie