Nieuws over arbeidsrecht | Datum: 12 september 2018 | Auteur: Gabriëlla Velting
Geldt het schriftelijkheidsvereiste ook voor concurrentiebeding ZZP’ers?
De overeenkomst die een opdrachtgever sluit met een ZZP’er is veelal een overeenkomst van opdracht.De voorwaarden die in de wet gesteld worden aan het concurrentiebeding gelden enkel voor werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. Arbeidsrechtelijke bepalingen zijn derhalve niet van toepassing op de overeenkomst van opdracht. De voorwaarden aan een concurrentiebeding zijn daarom ook niet van toepassing op ZZP’ers. Dit betekent dat het concurrentiebeding niet hoeft te voldoen aan de schriftelijkheidsvereiste. Het Gerechtshof in Den Haag heeft echter bepaald dat instemming met een concurrentiebeding niet te snel mag worden aangenomen.
In dit arrest werkte geïntimideerde als ZZP’er bij de belastingdienst in opdracht van SDB. SDB levert diensten op gebied van softwareontwikkeling. De ZZP’er start zijn werkzaamheden op 12 december 2012 en factureert deze aan SDB. Op dit moment is de ZZP’er nog in afwachting van een schriftelijke overeenkomst. Hij krijgt op 6 maart 2013 pas een concept raam- en deelovereenkomst toegestuurd door SDB. Hij blijft zijn werkzaamheden verrichten en blijft deze ook factureren aan SDB, maar de ZZP’er ontvangt over de maanden april en mei 2013 geen betalingen van SDB. De ZZP’er zegt vervolgens op 3 mei 2013 de samenwerking op wegens het niet nakomen van de overeengekomen betalingstermijn. Op 23 mei 2013 stuurt SDB een raam- en deelovereenkomst op aan de ZZP’er.
In het concept raam- en deel overeenkomst van 6 maart 2013 en de raam- en deelovereenkomst van 23 mei 2013, die naar geïntimideerde zijn opgestuurd, is een concurrentiebeding opgenomen. Doordat de ZZP’er via een andere derde zijn werkzaamheden bij de Belastingdienst heeft hervat, is SDB van mening dat er is gehandeld in strijd met het concurrentiebeding. Als argumenten voert SDB aan dat de ZZP’er al soortgelijke contracten van een collega heeft kunnen inzien voordat hem het concept raam- en deelovereenkomst is opgestuurd en dat hij pas eind mei kenbaar heeft gemaakt het niet eens te zijn met het concurrentiebeding. SDB vindt dat zij ervan uit kon gaan dat hij had ingestemd met het concurrentiebeding, doordat de bezwaren niet tijdig kenbaar waren gemaakt. Ook stelt SDB voorafgaand aan de start van zijn werkzaamheden aan geïntimideerde kenbaar te hebben gemaakt dat er enkel bij de belastingdienst kon worden gestart op basis van het “SDB contract”. Verder voert SDB aan dat het concurrentiebeding in de branche nu eenmaal gangbaar is.
Het Hof ging hier niet in mee. Zij oordeelde dat ZZP’er er niet mee heeft ingestemd enkel te starten op basis van een “SDB contract”. Er is immers pas een contract opgestuurd op 6 maart 2013, terwijl de ZZP’er wel een aantal keren naar deze overeenkomst heeft gevraagd. Het Hof vond dit er meer op wijzen dat de ZZP’er wilde weten welke voorwaarden er door SDB in dit contract zouden worden gesteld en zich niet op voorhand al aan dit contract had verbonden.
Ook mocht SDB er niet op vertrouwen dat de zelfstandige instemde met het concurrentiebeding omdat hij kennis kon nemen van het contract van een collega. SDB heeft namelijk aangegeven de gemaakte afspraken met ZZP’er nog te willen spiegelen met de afspraken gemaakt met andere betrokken partijen. Er kon van de ZZP’er niet worden verwacht in te stemmen met een soortgelijk contract omdat de afspraken nog niet waren vastgelegd en de voorwaarden nog niet duidelijk waren.
Ook vond het Hof, dat wanneer een concurrentiebeding in de branche gebruikelijk is, deze niet per se niet onderhandelbaar is.
Uit de uitspraak van het Hof kan worden geconcludeerd dat, ook al is er geen schriftelijkheidsvereiste van toepassing op ZZP’ers, de instemming met een concurrentiebeding niet te snel mag worden aangenomen.
Zie de uitspraak van Gerechtshof Den Haag 6 december 2016.
Lees meer over het concurrentiebeding in hoofdstuk 1.3.4.