Hoofdstuk 3.3.4.4. Surseance van betaling
De schuldenaar die in betalingsproblemen verkeert kan een verzoek indienen bij de rechter tot verlenen van een surséance (uitstel) van betaling. In geval van (voorlopige) surseance wordt er een bewindsvoerder benoemd met wie de schuldenaar moet samenwerken. De schuldenaar is onbevoegd om enige daad van beheer of beschikking tegenover zijn boedel te verrichten, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindsvoerder. De bewindsvoerder is (doorgaans) evenmin bevoegd om zelfstandig op te treden, dat wil zeggen zonder instemming van de schuldenaar. Het voordeel van de schuldenaar bij surséance is dat hij enige tijd krijgt om zijn zaken op orde te stellen. De (meeste) schuldeisers kunnen de voldoening van hun schulden niet opeisen en de schuldenaar kan ook niet failliet verklaard worden.
Verschil tussen faillissement en surseance van betaling
Bij surseance van betaling geldt datgene dat in hoofdstuk 3.4.4. over faillissement is gesteld niet. Het is wel zo dat het loon van medewerkers vanaf de aanvang van de surseance boedelschuld is. Bij surseance gelden wel opzeggingsverboden en er wordt voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens economische gronden, wel een vergunning van het UWV Werkbedrijf verlangd. Dat is uitgewerkt in hoofdstuk 3.4.
Opzegging door de werkgever (in samenwerking met de bewindsvoerder)
Elders wordt nader ingegaan op de opzeggingstermijn en dag waartegen er opgezegd mag worden (3.4.). De werkgever moet ook rekening houden met de voorschriften over collectief ontslag, als hij de arbeidsovereenkomsten van meer dan twintig medewerkers opzegt binnen een termijn van drie maanden (3.4.5.).
Opzegging door de werknemer
De werknemer kan ontslag op staande voet nemen, derhalve per direct, wanneer (door de betalingsproblemen) voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer verlangd kan worden (3.3.2.). De werknemer kan ook opzeggen met inachtneming van een maand opzegtermijn en tegen het einde van de maand (3.3.5.). Door de eigen opzegging loopt de werknemer het risico om niet voor een WW-uitkering in aanmerking te komen (3.7.). Veelal zal de werknemer er voor kiezen om met de werkgever een vaststellingsovereenkomst aan te gaan, waarmee het dienstverband wordt beëindigd op een wijze dat de werknemer wel een WW-uitkering kan aanvragen (3.2.).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 3 over het einde van een dienstverband. U vindt hierin informatie over:
3.1. Arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege
3.2. Arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden
3.5. Ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter (overige gronden)
3.6. Ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst en overlijden
3.7. Werkloosheid
3.8. Sociaal-plan en outplacement
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.