Nieuws over arbeidsrecht | Datum: 21 november 2018 | Auteur: Gabriëlla Velting
Geen concurrentiebeding bij ernstig verwijtbaar handelen door werkgever
Wanneer de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, kan de werknemer niet worden gehouden aan naleving van een overeengekomen concurrentiebeding. Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid is het criterium ‘schadeplichtig ontslag’ vervangen door ‘ernstig verwijtbaar handelen of nalaten’ in artikel 7:653 lid 4 BW.
Wanneer is er sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever?
Het criterium ‘ernstig verwijtbaar handelen’ is in opdracht van het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzocht. In dit onderzoek wordt onder andere de vraag gesteld welke gedragingen van de werkgever als ernstig verwijtbaar kunnen worden gekwalificeerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat ernstig verwijtbaar handelen kan worden verdeeld in vijf soorten gedragingen:
- de werkgever heeft kritiek op functioneren/gedrag werknemer, treedt vervolgens escalerend op en stuurt (hard) aan op beëindiging;
- de werkgever spant zich onvoldoende in om de verhoudingen te normaliseren nadat partijen eerder tegenover elkaar in de rechtbank hebben gestaan;
- de werkgever weigert loon te betalen;
- de werkgever komt (willens en wetens) zijn re-integratieverplichtingen niet na;
- de werkgever maakt zich schuldig aan treiterijen.
Uitspraak rechtbank Rotterdam over concurrentiebeding na ernstig verwijtbaar handelen werkgever
Van ernstig verwijtbaar handelen door werkgever was ook sprake in een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. In deze zaak is de werkneemster per 1 augustus 2016 voor onbepaalde tijd in dienst bij de werkgever als commercieel medewerker. Naast haar dienstverband met de werkgever heeft de werkneemster ook een eigen onderneming in vastgoed.
Op 20 november 2016 komen werkneemster en werkgever het einde van het dienstverband overeen per 28 februari 2017 door middel van een vaststellingsovereenkomst. In deze vaststellingsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Hierbij is wel een uitzondering gemaakt wat betreft de verhuur van eigen panden en panden van de vader van werkneemster.
Op 2 januari 2017 laat de werkgever per mail aan de werkneemster weten de vaststellingsovereenkomst te ontbinden, omdat werkneemster zich niet zou houden aan het opgenomen concurrentiebeding. Vervolgens wordt de werkneemster op 16 januari 2017 op staande voet ontslagen. Als reden wordt opgegeven dat werkneemster, in strijd met het concurrentiebeding in de vaststellingovereenkomst, het relatiebestand van de werkgever zou hebben gebruikt. Het gaat dus om dezelfde reden die ook aan de ontbinding van de vaststellingsovereenkomst ten grondslag is gelegd.
De rechter oordeelde in deze zaak dat de werkgever het ontslag op staande voet gelijk op 2 januari 2017 had moeten geven. Door werkneemster pas twee weken later op staande voet te ontslaan is er niet voldaan aan de voorwaarden van ontslag op staande voet, namelijk het onverwijld opzeggen.
Doordat het ontslag niet aan de voorwaarden voldeed is het ontslag onterecht gegeven. Er is dan sprake van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever, wat betekent dat werkgever de werkneemster niet kan houden aan de naleving van het concurrentiebeding en relatiebeding.
De letterlijke verwoording van de rechter betreft de geldigheid van het concurrentiebeding is als volgt:
“Nu de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst door ernstig verwijtbaar handelen van werkgever is geëindigd, kan werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten meer aan het non-concurrentiebeding ontlenen. Datzelfde geldt overigens ook ten aanzien van het relatiebeding, aangezien een relatiebeding ook onder de werking van artikel 7:653 BW valt”.
Lees meer over het concurrentiebeding (hoofdstuk 1.3.4)
Geef een reactie