Nieuws over arbeidsrecht | Datum: 29 maart 2018 | Auteur: Marlie Idrissou
Onterecht ontslag op staande voet wegens verwijderen bedrijfsgegevens
Begin maart heeft het Gerechtshof geoordeeld dat een werknemer onterecht op staande voet is ontslagen nadat hij aan zijn werkgever een leeggemaakte laptop en harde schijf had teruggegeven.
De werknemer is op 13 mei 2015 in dienst getreden bij de werkgever als developer en marketingmedewerker op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 11 januari 2016, die aansluitend is verlengd voor onbepaalde tijd. Op 20 september 2016 is zijn toegang tot het intern systeem ontzegd. Vervolgens werd hij op 25 oktober 2016 op non-actief gesteld. De werknemer heeft op 12 november 2016 zijn leaseauto en laptop ingeleverd en op 2 december 2016 zijn telefoon en harde schijf.
Op 13 december 2016 is de werknemer op staande voet ontslagen. Diezelfde dag heeft de advocaat van de werkgever hem medegedeeld dat hij is geschorst omdat hij in plaats van alleen zijn privézaken van de laptop te halen, de laptop en externe schijf volledig heeft geformatteerd. Met deze actie zouden bedrijfsgevoelige gegevens, waarvan een aanzienlijk deel niet automatisch op een back-up bij de werkgever zijn terechtgekomen, gewist zijn. De werkgever beweert dat de arbeidsovereenkomst is geschonden en ze er niet zeker van kan zijn dat de werknemer de verwijderde gegevens niet met derden heeft gedeeld. Hierop heeft de advocaat van de werknemer de werkgever gesommeerd om het ontslag op staande voet in te trekken en de loonbetaling onmiddellijk te hervatten.
De kantonrechter oordeelde op 26 april 2017 dat de werknemer onterecht op staande voet is ontslagen. De werknemer heeft niet gevraagd om een vernietiging van ontslag, doch om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, welke is toegekend door de rechter naast een billijke vergoeding van €5000,00.
Het Hof stelt dat de werknemer verkeerd heeft gehandeld door de laptop en harde schijf leeg te maken. De werknemer kon en had moeten begrijpen dat het voor de werkgever van belang was dat hij over de laptop en harde schijf met de zich daarop bevindende bedrijfsgegevens kon beschikken. De aangevoerde ontslagrond staat echter niet vast, omdat de werknemer gemotiveerd heeft ontkend dat hij ook bedrijfsgevoelige gegevens, en gegevens die niet automatisch op een back-up bij de werkgever terecht zijn gekomen, heeft verwijderd. De werknemer heeft de software (Office, Photoshop en Coda) zelf aangeschaft. Bovendien blijkt uit een e-mail van een collega dat niemand in het team, buiten de collega zelf, toegang tot een lokale werkomgeving had. De werknemer kon met de door hem aangeschafte software wel rechtstreeks werken in de (test)omgeving van het bedrijf. Hij heeft die werkzaamheden in het laatste halfjaar voor zijn ontslag echter niet meer uitgevoerd. De werknemer zijn werkzaamheden bestond uit het opstellen en versturen van nieuwsbrieven, het bijhouden van Facebook en het gedetacheerd worden aan klanten. Er werden hierbij geen werkverslagen gemaakt. De werkgever beschikt over aantekeningen op papier en verstuurde e-mails. Kortom, zelfs als alleen de privébestanden waren verwijderd, zou er weinig overgebleven zijn.
De bewijslast ligt bij de werkgever die er niet in is geslaagd om duidelijk te maken om welke bedrijfsgevoelige informatie het gaat. Het Hof stelt derhalve dat er geen sprake is van een dringende reden. Verder beschuldigt de werkgever de werknemer ervan opzettelijk hun eigendommen vernietigd dan wel beschadigd te hebben (art. 7:678 lid 2 aanhef en sub g BTW). Aangezien de werkgever dit in de brief van 13 december 2016 niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, kan dit niet meewegen in de beoordeling van de dringende reden. Bovendien zou het alsnog onvoldoende grond voor een dringende reden opleveren. De werknemer heeft aangetoond dat hij zijn werkgever niet wilde benadelen of er zelf beter van wilde worden. Hij heeft de gegevensdragers leeggemaakt als gevolg van gebrek aan vertrouwen in de werkgever.
Het Gerechtshof oordeelt dat de werkgever door het ontbreken van een dringende reden onterecht de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. Het Hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en veroordeelt werkgever tot betalen van een billijke vergoeding van €10.000,00 aan werknemer.
Voor meer informatie over ontslag op staande voet zie hoofdstuk 3.3.2. In hoofdstuk 3.5.2 behandelen we de transitievergoeding en vergoeding naar billijkheid.
Zie de uitspraak van Gerechtshof Hof ‘s-Hertogenbosch van 1 maart 2018.
Geef een reactie