Hoofdstuk 5.1.1.4. De zittingsperiode, wijziging, einde van (het lidmaatschap van) de ondernemingsraad
De zittingsperiode, wijziging en einde van de ondernemingsraad
De ondernemingsraad blijft gedurende drie jaar aan. Dit is echter anders, wanneer een vorige ondernemingsraad in het reglement bepaalde dat de zittingsduur twee of vier jaar is (art 12 WOR). In geen geval duurt de zittingsperiode langer dan de bepaalde duur. Zeldzaam is de ontbinding van de raad als deze de verplichting van de Wet op de ondernemingsraden niet nakomt, nadat de kantonrechter de raad hiertoe had verplicht (5.1.11.4.) (art 36-7 WOR).
Voor het einde van de zittingsduur vinden er verkiezingen plaats. Dit geldt echter niet, als de ondernemer niet meer verplicht is een ondernemingsraad in te stellen (art 2-2 WOR). Daalt het aantal medewerkers tot onder de vijftig, dan wordt de raad opgeheven bij het verstrijken van de zittingsperiode. Er kan dan een personeelsvertegenwoordiging ingesteld worden, waarvoor speciale regels gelden (5.1.9.). De ondernemer kan er echter ook toe overgaan om vrijwillig de ondernemingsraad in stand te houden (art 2-2 WOR) (5.1.1.2.).
Einde lidmaatschap van de ondernemingsraad.
Tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap van een lid doet zich van rechtswege voor indien het lid stopt met werken in de onderneming (einde arbeidsovereenkomst) (art 12-3 WOR). Dit doet zich ook voor zodra een lid schriftelijk aan de voorzitter en ondernemer laat weten dat hij niet meer als lid van de ondernemingsraad wil functioneren (art 12-4 WOR). In het reglement zal de ondernemingsraad doorgaans een regeling treffen hoe deze vrijgekomen plaats wordt opgevuld (art 10 WOR). Mogelijk neemt de plaatsvervanger die de positie van het lid bij afwezigheid waarnam, deze positie over (5.1.1.3.). Voorgaande geldt ook voor het lidmaatschap van een groep of centrale ondernemingsraad (5.1.10.).
Uitsluiting van ondernemingsraadleden
Een lid kan uitgesloten worden als deze het overleg of de overige werkzaamheden van de ondernemingsraad ernstig belemmert (art 13 WOR). Een verzoek hiertoe wordt gedaan bij de kantonrechter door de overige leden van de raad of door de ondernemer. Bij dit verzoek kan als voorlopige voorziening de schorsing van het lid gevraagd worden voor deelname aan de vergadering en voor overige of bepaalde werkzaamheden. Voordat een verzoekschrift wordt ingediend vindt er overleg plaats met het bewuste lid en daarna wordt de bedrijfscommissie ingeschakeld (5.1.11.4.). Na het toewijzen van het verzoek kan het lid voor bepaalde tijd alle of bepaalde werkzaamheden niet meer verrichten. Bij voorgaande moet bedacht worden dat uitsluiten of schorsen van het lid, niet gelijk is aan het ontslag (3.) en schorsing (2.3.) van de medewerker.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 5 over de medezeggenschap. U vindt in dit deel informatie over collectieve regelingen die voor werkgevers en werknemers gelden op grond van hun arbeidsovereenkomsten:
5.1. Ondernemingsraad (o.a. instellen, advies, instemming, recht op informatie)
5.2. Arbeidsomstandigheden bij de werkgever (o.a. arbobeleid, arbeidsinspectie)
5.3. Arbeidstijden voor werknemers (o.a. vaststellen, veranderen)
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.