Hoofdstuk 3.0.7. Gecumuleerde ontbindingsgrond
Gecumuleerde ontbindingsgrond (WAB-regeling – 1 januari 2020)
Een werkgever dient een redelijke grond te hebben voor het einde van het dienstverband. Het gaat om de gronden die in artikel 7:669 van het Burgerlijk Wetboek genoemd worden.
Het gaat om de volgende redenen voor ontslag:
- Bedrijfseconomische of organisatorische redenen (slechte financiële situatie, werkvermindering, aanpassing organisatie, automatisering, etc.); Zie hoofdstuk 3.0.1.
- Langdurige ziekte; Zie hoofdstuk 3.0.2.
- Disfunctioneren van de werknemer; Zie hoofdstuk 3.0.3.
- Verstoorde verhouding; Zie hoofdstuk 3.0.4.
- (Ernstig) verwijtbaar handelen door de werknemer; Zie hoofdstuk 3.0.5.
Het uitgangspunt is dat een werkgever een voldragen ontslaggrond moet hebben om toestemming van het UWV te krijgen of bij de kantonrechter ontbinding te verkrijgen, oftewel iedere ontslaggrond moet zich volledig voordoen.
Voor de ontslaggronden die bij de kantonrechter ingediend kunnen worden geldt evenwel dat een combinatie van gronden mogelijk is. Denk bijvoorbeeld aan het combineren van de ontbindingsgrond verwijtbaar handelen, disfunctioneren en/of een verstoorde verhouding. De werkgever die geen ontbinding op een enkele grond krijgt, kan zich baseren op de zogenoemde “i-grond” art 7:669 BW). Dat is daarmee een combinatie van ontbindingsgronden is. Deze combinatie geldt alleen voor de gronden die bij de kantonrechter ingediend kunnen worden en dus niet voor gronden die in eerste instantie door het UWV getoetst worden, zoals bedrijfseconomisch ontslag en langdurige ziekte.
Door de combinatie van met name de gronden verwijtbaar handelen, disfunctioneren en de verstoorde arbeidsverhouding wordt het ook mogelijk om ontbinding te krijgen als een enkele grond onvoldoende is. De gronden dienen samen wel een redelijke grond voor ontbinding op te leveren. Deze samengevoegde ontbindingsgrond is mogelijk voor verzoeken die na 1 januari 2020 zijn ingediend, zodat de datum van ontvangst van het verzoek bij de kantonrechter bepalend is.
Als de kantonrechter gaat ontbinden wegens een combinatie van twee of meer gronden, dan kan de kantonrechter een aanvullende vergoeding naast de transitievergoeding toekennen. De kantonrechter kan dan namelijk naast de transitievergoeding een extra vergoeding toekennen terhoogte van maximaal 50 % van de transitievergoeding art 7:671b lid 8 BW). De hoogte van het percentage zal vooral afhangen van de mate waarin de werkgever tekort kwam om bij een ontbinding op een enkele grond uit te komen. Een werkgever die bijvoorbeeld net tekort kwam om bij ontbinding wegens disfunctioneren uit te komen zal daarmee een lagere cumulatievergoeding betalen in vergelijking met een werkgever die veel te kort kwam in zijn opgebouwde dossier.
In geval de werkgever ernstig verwijtbaar is geweest, kan de kantonrechter naast de transitievergoeding en deze cumulatievergoeding nog een billijke vergoeding toekennen.