Arbeidsovereenkomst
Definitie:
“Overeenkomst tussen werkgever en werknemer, waarbij de werknemer zich persoonlijk verplicht een zekere periode arbeid te verrichten onder het gezag van werkgever en daarvoor loon ontvangt.”
De arbeidsovereenkomst in het arbeidsrecht
De arbeidsovereenkomst is een arbeidsverhouding waarvoor een veelheid aan regels gelden. Een werknemer heeft bijvoorbeeld recht op het minimum loon en geniet ontslagbescherming. De arbeidsovereenkomst kan zowel mondeling als schriftelijk aangegaan worden, zelfs zonder dat een werkgever en werknemer expliciet hebben afgesproken dat het om een arbeidsovereenkomst gaat. Er wordt getoetst of de eigenschappen zich voordoen, die een arbeidsverhouding een arbeidsovereenkomst maken, namelijk het voor een zekere periode persoonlijk verrichten van arbeid onder het gezag van de werkgever, met als tegenprestatie het ontvangen van loon.
Er is alleen sprake van een arbeidsovereenkomst wanneer er aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De medewerker heeft zich verbonden werk voor de werkgever te verrichten (art 7:610 BW)
De medewerker is verplicht de arbeid zelf en dus persoonlijk uit te voeren. Deze medewerker mag zich daarbij niet door een derde laten vervangen zonder toestemming van de werkgever (art 7:659 BW). Staat er in de arbeidsovereenkomst opgenomen dat een medewerker het werk door een ander mag laten uitvoeren, dan is dat alleen van betekenis als in de praktijk hier ook werkelijk gebruik van gemaakt kan worden. De feitelijke situatie is belangrijker dan een papieren onwerkelijkheid.
De werkgever beloont de medewerker, welke beloning (beduidend) hoger is dan alleen een onkostenvergoeding (art 7:610 BW)
Voor het bestaan van een arbeidscontract is de precieze hoogte van het loon niet van belang, zolang het maar geen onkostenvergoeding is. De hoogte van het loon kan wel in strijd zijn met het minimumloon (4.1.6.). Wat er onder loon valt, wordt elders behandeld (4.1.). Omdat vrijwilligers geen loon ontvangen, werken ze niet op grond van een arbeidsovereenkomst.
Het werk wordt “in dienst” van de werkgever verricht (art 7:610 BW)
“In dienst” betekent dat de werkgever gerechtigd is aanwijzingen te geven over het werk zelf of voor de goede orde in de onderneming (art 7:660 BW). De werkgever heeft een aanwijzingsbevoegdheid. De medewerker die “in dienst” is, valt als ondergeschikte onder het gezag van de werkgever. De aanwezigheid van een gezagsverhouding tussen partijen, kan vaak direct vertaald worden naar het “in dienst” zijn van de medewerker bij een werkgever. Deze verhouding tussen werkgever en werknemer wordt aangenomen als dit overeengekomen is. Dit geldt ook als de werkgever van de mogelijkheid om een aanwijzing te geven geen gebruik maakt (latent gezag). Het is voldoende dat de werkgever zo nodig “kan” ingrijpen (gezagsbevoegdheid heeft), bijvoorbeeld door te bepalen hoe het werk uitgevoerd moet worden of aan welke nadere voorschriften de medewerker zich moet houden. Daarnaast wordt de relatie ook aangenomen als het niet overeengekomen is, maar feitelijk wel aanwezig blijkt te zijn, door de wijze waarop partijen te werk gaan. Een commissaris is niet in dienst van de rechtspersoon, daar er geen gezagsverhouding tussen beiden bestaat (7.).
In de volgende gevallen is de medewerker niet “in dienst” en is er dus geen arbeidsovereenkomst:
- de opdrachtnemer verricht zelfstandige arbeid binnen een vrij beroep of eigen onderneming en/of verricht incidentele arbeid voor wisselende opdrachtgevers;
- het staat de medewerker feitelijk vrij te bepalen wanneer, tot hoe laat en hoelang hij werkt. Er is wel een gezagsverhouding, wanneer slechts bij uitzondering van deze vrijheid gebruik gemaakt mag worden, of slechts in geval daarvoor gegronde redenen zijn of wanneer de werkgever toestemming heeft gegeven. Wanneer een medewerker gehouden is om op bepaalde tijden te werken, dan is dat wel een aanwijzing voor het bestaan van een gezagsverhouding, hoewel er meer nodig is om het bestaan van een arbeidsovereenkomst aan te tonen;
- omstreden is of er sprake is van een arbeidsovereenkomst als het om werk voor een zeer beperkt aantal uren gaat, bijvoorbeeld minder dan 8 uur per maand (1.1.2.5.). De meeste hulpkrachten, parttimers en seizoenwerkers werken meer uren per maand. Het onderscheid die CAO’s tussen deze groepen maken is doorgaans niet relevant voor de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Is er geen arbeidsovereenkomst, dan kan het om een andere arbeidsverhouding gaan. Op die arbeidsverhoudingen gaat hoofdstuk 1.1.3. nader in (1.1.3.).
Of er wel of geen arbeidsovereenkomst is, hangt slechts in bepaalde gevallen af van de persoon van de werkgever. De staat, provincie, gemeente, waterschappen en ander publiekrechtelijk lichamen kunnen een arbeidsovereenkomst aangaan. Zij kunnen zelf bepalen of de bepalingen die voor “normale” medewerkers gelden van toepassing zijn (art 7:615 BW). In plaats van het aangaan van een arbeidsovereenkomst (tweezijdig) kunnen zij iemand als ambtenaar aanstellen (eenzijdig), waardoor er bij een aanstelling geen overeenkomst is en dus ook geen arbeidsovereenkomst (1.1.6.).