Afspiegelingsbeginsel
Definitie
“Als er door bedrijfseconomische redenen ontslagen moeten vallen, bepaalt dit beginsel welke werknemers als eerste voor ontslag in aanmerking komen. Het beginsel dient er voor te zorgen dat de ontslagen binnen een uitwisselbare functie evenredig over verschillende leeftijden worden verdeeld.”
Afspiegelingsbeginsel in het arbeidsrecht
Voor een werkgever kunnen er verschillende redenen ten grondslag liggen aan het beëindigen van een dienstverband van werknemers op basis van bedrijfseconomische redenen (7:669 lid 3 BW). Een werkgever kan een beroep doen op een bedrijfseconomische redenen bij de slechte financiële situatie van zijn bedrijf, omzetvermindering of bedrijfsorganisatorische redenen.
Voordat de werkgever gedwongen ontslagen kan doorvoeren via het afspiegelingsbeginsel, dient de werkgever bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen allereerst het ingehuurde personeel te ontslaan. De AOW-gerechtigden, oproepkrachten en werknemers die werken op een tijdelijke arbeidsovereenkomst die nog maximaal 26 weken duurt, komen eerst in aanmerking voor een ontslag.
Vervolgens kan het afspiegelingsbeginsel worden toegepast. Indien er niet bij CAO is afgeweken, worden de werknemers dan eerst per functiegroep en leeftijd ingedeeld. Het beginsel dient er voor te zorgen dat de ontslagen worden verspreid over de vijf leeftijdsgroepen. Na een ontslagronde blijft er op deze manier een verspreide en evenwichtige leeftijdsopbouw achter in het bedrijf.
Ter beantwoording van de vraag wie er voor een bedrijfseconomisch ontslag voorgedragen wordt, moet er eerst onderscheid gemaakt worden naar medewerkers met uitwisselbare functies. Het ontslag wordt simpel gezegd doorgevoerd binnen de groep werknemers die over en weer elkaars werk over kunnen nemen.
Bij de vraag of functies uitwisselbaar zijn, wordt gelet op de inhoud, vereiste kennis en vaardigheden, competenties, tijdelijke structurele aard, niveau en beloning. Er wordt naar de feitelijke situatie binnen een bedrijfsvestiging gekeken om te beoordelen of de functies uitwisselbaar zijn. Binnen de functies die uitwisselbaar zijn, wordt er met het afspiegelingsbeginsel bepaald wie er voor ontslag in aanmerking komt.
Het afspiegelingsbeginsel dient er voor te zorgen dat de ontslagen worden verspreid over de leeftijdsgroepen. Het doel is dat de leeftijdsopbouw na de ontslagronde een afspiegeling is van de opbouw van voor de ontslagronde. Dat betekent dat er ontslagen vallen in de leeftijdsgroepen van jong tot oud. Per uitwisselbare functiegroep wordt een evenredig aantal mensen per leeftijdsgroep voorgesteld voor ontslag. Dat gebeurt door iedere uitwisselbare groep in te delen per leeftijdsgroep van 15-24 jaar, 25-34 jaar, 35-44 jaar, 45-55 jaar en 55 jaar of ouder. De verdeling van de ontslagen over de leeftijdsgroepen dient zo plaats te vinden dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies voor en na de inkrimping in verhouding zoveel mogelijk overeenkomt. Wordt bepaald dat een ontslag in een leeftijdsgroep doorgevoerd moet worden, dan zal de werknemer met het kortste dienstverband in die leeftijdsgroep in aanmerking komen voor ontslag (art 4:2-1 OB). Dat is vaak de medewerker die als laatste een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan.
Werkgever kan afwijken van het beginsel wanneer er voor de werknemer een opzegverbod geldt of wanneer een werknemer met kennis en bekwaamheden dusdanig belangrijk is voor het functioneren van het bedrijf. In een aantal situaties is het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing. Dat kan zijn wanneer een bedrijfsvestiging sluit of in het geval dat iedereen in een functie wordt ontslagen.