Hoofdstuk 3.2.2.3. Gevolgen van einde met instemming
Gevolgen van het einde aan de arbeidsovereenkomst met instemming
De werkgever en werknemer kan instemmen met de beëindiging door de ander. Zegt een werkgever op, dan kan een werknemer daarmee schriftelijk instemmen (art 7:671 lid 1 BW).
De werknemer is daartoe natuurlijk niet gehouden. Een opzegging door een werknemer of werkgever heeft zonder instemming ook rechtsgevolg, dus ook als de ander er niet mee instemt. Door een opzegging per direct kan de arbeidsovereenkomst onmiddellijk eindigen, tenzij een later tijdstip is aangegeven. De medewerker heeft vanaf dat einde geen recht meer op tewerkstelling en loon en ook geen WW-uitkering. Deze ernstige gevolgen spelen bijvoorbeeld bij een ontslag op staande voet, wat een werknemer veelal gaat aantasten (3.3.2.).
Om deze gevolgen te voorkomen en in het bijzonder wel voor een WW-uitkering in aanmerking te komen, zal er veelal gekozen worden voor een einde middels een vaststellingsovereenkomst (3.2.1.). De medewerker dient ook te beseffen dat ook in geval van beëindiging met instemming het overeengekomen concurrentiebeding van toepassing blijft, tenzij de werkgever (door een finale kwijting) hiervan afstand heeft gedaan (1.3.4.).
Tot het einde van de arbeidsovereenkomst dient de werkgever het loon en de vakantierechten uit te betalen (de eindafrekening). De werkgever zal bovendien de uitvoeringsinstelling op de hoogte moeten stellen van de beëindiging van het arbeidscontract. Een nadere toelichting over het afscheidsgesprek, eindafrekening en fiscale behandeling, etc. wordt in hoofdstuk 4.5. beschreven (4.5.5.).
Een instemming met ontslag betekent nog niet dat er voor partijen geen ruimte meer is om een schadevergoeding te vorderen wegens het (voortijdig) eindigen van het arbeidscontract (zonder opzeggingstermijn). Stemt een werkgever er bijvoorbeeld mee in dat een werknemer ontslag op staande voet neemt, dan blijft het voor de medewerker mogelijk om zijn schade die hij lijdt te vorderen, dat wil zeggen de schade doordat de werkgever hem een dringende reden gaf om per direct op te zeggen (3.3.2.5)
De meeste werkgevers zullen niet instemmen met een opzegging zonder opzeggingstermijn en zonder dringende reden, om zo het voortijdig vertrek te frustreren of om zo de schade door het voortijdig vertrek eerder op de medewerker te kunnen verhalen. De medewerker is namelijk een schadevergoeding verschuldigd als hij zonder instemming van de werkgever opzegt zonder de volledige opzeggingstermijn in acht te nemen, als hij voor die opzegging geen dringende reden heeft (art 7:677-1,2 en 4 BW).
Op ontslag op staande voet gaat hoofdstuk 3.3.2. nader in (3.3.2.), waarbij hoofdstuk 3.3.2.4. ingaat op de reactie van de werknemer op het ontslag op staande voet (3.3.2.4.) en hoofdstuk 3.3.2.5. op het nemen van ontslag op staande voet door de medewerker uitwerkt (3.3.2.5.).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 3 over het einde van een dienstverband. U vindt hierin informatie over:
3.1. Arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege
3.2. Arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden
3.5. Ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter (overige gronden)
3.6. Ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst en overlijden
3.7. Werkloosheid
3.8. Sociaal-plan en outplacement
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.