Hoofdstuk 4.2.4. Vakantiegeld
Recht op vakantiebijslag
De medewerker krijgt in beginsel minimaal 8 % vakantiebijslag (vakantietoeslag) over zijn loon (art 15 WML). Ontvangt de medewerker gemiddeld over een jaar meer dan drie maal het minimumloon, dan is de vakantiebijslag een vast bedrag, namelijk 8 % van drie keer het minimumloon. Dit maximum geldt ook, wanneer de medewerker minder uren werkt door bijvoorbeeld als parttimer werkzaam te zijn.
Vakantiebijslag moet niet verward worden met vakantiegeld, dat loon is dat wordt doorbetaald gedurende de vakantie van de medewerker (4.2.). Vakantiebijslag kan begrepen zijn in de vakantiebonnen die medewerkers krijgen, waarmee zij zowel hun recht op vakantiegeld als vakantiebijslag te gelden kunnen maken (4.2.5.).
Over welk bedrag is de vakantiebijslag verschuldigd?
De werkgever is vakantiebijslag verschuldigd over al het geld dat hij aan de medewerker betaalt, voordat hij de inhoudingen in mindering brengt. Hij is ook vakantiebijslag verschuldigd over een het bedrag dat de werknemer ontvangt gedurende ziekte, vakantie en (andere) verhinderingen van de medewerker die voor rekening en risico van de werkgever komen (4.1.3.). Sinds 1 januari 2018 geldt vakantiegeld ook over overwerk. Over een toeslag voor het werken op bepaalde uren en over prestatietoeslag is ook vakantiegeld verschuldigd. Over de volgende loonbestanddelen wordt geen vakantiebijslag betaald: niet geldelijke inkomsten, uitkeringen bij bijzondere gelegenheden, onkostenvergoedingen, winstuitkeringen en eindejaaruitkeringen (art 6 WML).
Hierbij komt dat de werkgever soms ook vakantiebijslag moet betalen over inkomen, dat van derden afkomstig is. Dit geldt als dit van derde afkomstig “loon”, als een (niet-incidenteel) inkomen is te zien, terwijl het bovendien onderdeel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden van de medewerker. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen, wanneer de medewerker geregeld fooien ontvangt, waarmee rekening wordt gehouden in de arbeidsvoorwaarden die voor de medewerker gelden (4.1.12.). Voorgaande kan zich ook voordoen als medewerkers werkloosheidsuitkeringen ontvangen, doordat de werkgever hun werktijd heeft verkort nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen (7.).
Wanneer wordt de vakantiebijslag uitbetaald?
Vakantiebijslag wordt doorgaans eind mei of begin juni uitbetaald (art 17 WML). Dat wil zeggen dat het eens per jaar opeisbaar is, te berekenen over de periode van 1 juni t/m 31 mei. De arbeidsovereenkomst kan bepalen dat de vakantiebijslag vaker en op een ander tijdstip uitbetaald wordt, zo lang dit maar minimaal één keer per jaar plaatsvindt. Eindigt de arbeidsovereenkomst voor de datum van uitbetalen, dan is de vakantiebijslag direct verschuldigd over het tot dan verdiende loon (art 17 WML). Op het moment van betaling wordt vakantiebijslag belast volgens de loonbelasting en premies volks en werknemersverzekering, waarvoor een speciaal tarief geldt (4.5.3.1.C.).
Andere regeling van de verschuldigde vakantiebijslag (in cao’s)
De cao kan bepalen dat er geen of minder vakantiebijslag verschuldigd is (art 16 WML). In een arbeidscontract kan er van de wettelijke regeling afgeweken worden voor medewerkers die een loon ontvangen dat driekeer het minimumloon bedraagt. Met hen kan overeengekomen worden dat zij geen of minder vakantiebijslag krijgen. Wijken partijen hiervan niet af, dan hebben zij alleen recht op een vakantiebijslag over het bedrag dat gelijk is aan drie keer het minimumloon. Een cao kan hun echter meer rechten toekennen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.