Hoofdstuk 4.3.1.3. De pensioentoezegging
Een pensioenovereenkomst houdt in dat een werkgever met een medewerker (of groep medewerkers) overeenkomt dat hij voor een pensioen in aanmerking komt. De werkgever dient de werknemer binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden schriftelijk te melden of zij aan hem al dan niet een aanbod tot het sluiten van een pensioenovereenkomst doet. Het is zeer goed mogelijk dat de werkgever een pensioen moet realiseren. Bijvoorbeeld omdat deelname in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht is gesteld (4.3.2.2.) of omdat dit in een collectieve arbeidsovereenkomst is bepaald. Behoort een medewerker tot een groep medewerkers voor wie een pensioenregeling geldt, dan wordt de medewerker geacht ook een overeenkomst te hebben gekregen, tenzij het tegendeel blijkt.
Vorm van de toezegging
Een overeenkomst kan individueel geschieden, bijvoorbeeld door een pensioenbrief te verstrekken. Een collectieve overeenkomst is ook mogelijk, waarbij de overeenkomst bepaalt welke medewerkers er aanspraak op pensioen maken.
Hoewel er in dit hoofdstuk over werkgever en medewerker wordt gesproken kan de overeenkomst ook aangegaan worden met andere personen die aan de onderneming zijn verbonden. Dus ook als er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst kan dit hoofdstuk van belang zijn. Zo kunnen thuiswerkers onder de pensioenovereenkomst vallen, ook al hebben zij geen arbeidsovereenkomst. Daarnaast kan een werkgever een pensioen overeenkomst doen tegenover commissarissen. Deze aan de onderneming verbonden personen hebben vaak een fictieve arbeidsovereenkomst volgens de belastingdienst (7.).
Gevolgen van de pensioentoezegging
Door de overeenkomst wordt de werkgever volgens de wet verplicht het pensioen te realiseren (4.3.2.). Hij zal een zogenaamde uitvoeringsovereenkomst moeten aangaan met een pensioenuitvoerder. In deze overeenkomst worden de wederzijdse rechten en plichten aangaande het pensioen overeengekomen. Deze pensioenuitvoerder verplicht zich om voor het pensioen zorg te dragen, de werkgever draagt de pensioenpremies af. Daarbij gaat het om een werkgeversdeel en werknemersdeel in de premie, waarbij het werknemersdeel op het loon ingehouden en vervolgens afgedragen wordt. De werkgever dient erop toe te zien dat de pensioenuitvoerder binnen drie maanden vanaf het moment waarop de werknemer deelneemt aan de regeling een startbrief afgeeft. Dit is een verkorte versie van de pensioenregeling.
De pensioenovereenkomst zorgt ervoor dat een medewerker aanspraak op pensioen krijgt, dat wil zeggen een recht heeft op een pensioenuitkering. Of een medewerker ook daadwerkelijk geld uitbetaald krijgt is (mede) afhankelijk van een bepaalde onzekere gebeurtenis, zoals het bereiken van een bepaalde leeftijd of arbeidsongeschikt worden. De uitdrukking “aanspraak op pensioen” wordt ook wel gebruikt ter aanduiding van het recht om pensioen op te bouwen, dan wel ter aanduiding van het bedrag waarmee het pensioen opgebouwd wordt. De medewerker kan zijn aanspraak op pensioen, oftewel zijn recht op een pensioenuitkering, inroepen als de onzekere gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Bijvoorbeeld zodra hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
Inhoud van de pensioentoezegging
De overeenkomst is doorgaans nauwkeurig omschreven. Bijvoorbeeld door een pensioenreglement waarin de bijdrage van de werkgever en medewerker staat vermeld, waarbij het recht van een medewerker wordt weergegeven. Dit reglement wordt op verzoek van de werknemer afgegeven, waarbij deze in overeenstemming dient te zijn met zowel de pensioen- als de uitvoeringsovereenkomst. Wordt de bijdrage van de werkgever (uitdrukkelijk) op lager dan 50 % gesteld, dan bestaat de kans dat de belastingdienst het geen pensioenregeling vindt. Fiscaal is het dan geen pensioen, maar loon dat direct belast wordt door een loonheffing (4.3.3.).
Een overeenkomst van pensioen is meestal aan voorwaarden verbonden, bijvoorbeeld dat een werknemer recht heeft op pensioen zodra hij 21 jaar of ouder is geworden. Dit wordt de toetredingsleeftijd genoemd. Hierbij geldt dat er niet mag worden overeengekomen dat iemand pas op latere leeftijd recht heeft op pensioen. Voor een overlijdens- of arbeidsongeschiktheidspensioen komt het voor dat deze reeds eerder ingaat. Daarnaast kan er sprake zijn van een wachttijd of drempelperiode van maximaal twee maanden met betrekking tot de opbouw van het ouderdomspensioen. Wachttijden of drempelperioden zijn niet toegestaan voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.