Hoofdstuk 4.3.3. Pensioen en de loonbelasting
Pensioen is inkomen, maar geen loon
Een pensioen is arbeidsrechtelijk gezien geen loon, omdat de werkgever de premies aan de pensioenuitvoerder uitbetaalt en niet (direct) aan de medewerker. Pas op termijn verstrekt de pensioenuitvoerder het pensioen aan de medewerker. Ook dan is het geen loon omdat de werkgever het pensioen niet verstrekt.
Aanspraak onbelast, uiteindelijke uitkering belast
Voor de loonbelasting is een aanspraak op pensioen wel loon. Het is echter onbelast als de pensioenregeling en uitvoering aan bepaalde voorwaarden voldoet. Het werkgeversdeel in de premies voor de pensioenopbouw worden dus niet belast. Het werknemersdeel wordt ook niet belast, omdat dit op het loon van de medewerker in mindering komt. Over deze bedragen wordt zodoende geen loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen ingehouden.
De uiteindelijke pensioenuitkeringen is inkomen uit vroegere dienstbetrekking, waarover wel loonbelasting en premies worden ingehouden door de pensioenuitvoerder, dus de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds.
Geldt de omkeerregel?
Als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, dan wordt het tijdstip van belastingheffing verlegd naar de toekomst, namelijk naar het moment waarop de pensioenuitkeringen plaatsvinden. De voorwaarden voor deze omkeer worden hieronder behandeld.
Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan
Pensioenregelingen die niet aan de eisen voldoen worden belastingtechnisch ongunstig behandeld. Dan is het werkgeversdeel wel loon en kan het werknemersdeel niet op het loon in mindering komen. Dit wordt dan dus wel belast. Voor het reeds opgebouwde recht bij een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij geldt het volgende. De waarde van deze aanspraak (het volledige bedrag) wordt progressief belast. Het is het pensioenfonds of de verzekeringsmaatschappij die hierover loonbelasting en premies moet inhouden.
Op de uiteindelijke uitkeringen wordt dan geen of weinig loonbelasting en premies ingehouden. Inhouden van inkomstenbelasting op de pensioenuitkering kan zich voordoen, wanneer de uitkeringen niet volledig worden gedekt door de inbreng van geld.
Welke eisen stelt de belastingdienst aan de pensioenregelingen?
Voldoet een pensioenregeling aan de volgende voorwaarden, dan behoort het werkgevers- en werknemersdeel van de pensioenpremie niet tot het loon. Er moet dan op de uiteindelijke pensioenverstrekking (uitkering) loonbelasting en premies ingehouden worden.
De regeling moet vallen onder de definitie van pensioen dat de belastingdienst hanteert en ondergebracht zijn bij een erkende pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij
Naast het pensioen bij het bereiken van een bepaalde leeftijd (ouderdomspensioen), kan het gaan om een pensioen ingeval van arbeidsongeschiktheid welke langer dan 1 jaar duurt (arbeidsongeschiktheidspensioen). Voor nabestaanden- of wezenpensioen geldt dat dit pensioen bij overlijden alleen toe mag komen aan de partner, als ook aan kinderen die nog geen 16 jaar geworden zijn. Bij de partner gaat het in de eerste plaats om de echtgenote en geregistreerde partner. Daarnaast gaat het om personen waarmee er duurzaam samengewoond wordt op het moment waarop er recht op pensioen bestaat. Dat zal zeker het geval zijn, als er voor zes maanden een gemeenschappelijke huishouding is gevoerd, er een notariële samenlevingsovereenkomst is gesloten en de partijen geen familie zijn in de rechte lijn (kind of kleinkind). Omzetten van een pensioen in een ander soort (bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid- naar ouderdomspensioen) is mogelijk, tenzij het pensioen reeds tot uitkering is gekomen.
Het pensioen moet niet bovenmatig zijn vergeleken met de diensttijd en de tijdens de diensttijd genoten beloning
Pensioen dat bovenmatig is wordt als loon, inkomen of schenking gezien wat tot een directe en hogere belasting kan leiden. Wat veel voorkomt is een pensioenopbouw van 1.75 % per jaar waardoor er van start carrière tot pensioengerechtigde leeftijd er bijvoorbeeld ongeveer 70 procent pensioen is opgebouwd. Het is evenwel toegestaan om die 70 % in 35 jaar op te bouwen, een hoger percentage (tot 100 %) wordt mogelijk als de diensttijd boven de 35 jaar komt.
Een hoog percentage om pensioen op te bouwen wordt toegestaan ter dekking van een pensioentekort. Dit wordt bereikt door bepaalde tijden waarover geen pensioen werd opgebouwd, wel (fictief) als diensttijd aan te merken waarover alsnog pensioen opgebouwd mag worden. Zoals het wegwerken van pensioentekorten wanneer:
- De medewerker tijdens de diensttijd met verlof is geweest en over die periode geen of minder pensioen heeft opgebouwd, wat hij in latere jaren wil compenseren (6.3.7.).
- De medewerker bij een vorige werkgever geen pensioen heeft opgebouwd over diensttijd voor 8 juli 1994, welke diensttijd hij bij de pensioenuitvoerder gaat inkopen. Vanaf 8 juli bestaat er een recht op waarde-overdracht (4.3.5.). Is er na 8 juli 1994 niets opgebouwd bij een vorige werkgever, dan zal via lijfrente een pensioentekort afgedekt kunnen worden.
- De medewerker mag de tijd waarover hij / zij een kind of kinderen heeft verzorgd (tot 12 jaar) als diensttijd meetellen, als hij / zij over die tijd niet of in deeltijd heeft gewerkt. Het gaat om een pensioentekort dat is ontstaan doordat er minder is gewerkt, door voor kinderen te zorgen, in vergelijking met de huidige werkweek. Jaren voor de verzorging van kinderen tot 6 jaar tellen volledig mee, van 6 tot 12 jaar voor de helft. De periode waarin de werknemer in deeltijd werkt, wordt gecorrigeerd met een deeltijdpercentage, het restant mag gebruikt worden om extra pensioen op te bouwen.
Tot het loon waarover de pensioenopbouw wordt berekend behoren in beginsel alle loonbestanddelen, derhalve inclusief vakantiebijslag. Een auto van de zaak wordt evenwel niet op geld gewaardeerd en dus niet bij de pensioenopbouw meegenomen. Ook andere vormen van loon in natura tellen doorgaans niet mee bij de opbouw van het pensioen. De bijdrage van de werkgever in de pensioenopbouw van de medewerker behoort minimaal 50 procent te zijn.
Bovenmatige opbouw van pensioen moet tijdig gemeld worden. Voordat de toelaatbare grens wordt overschreden vraagt de medewerker aan de belastinginspecteur om een beschikking. Daarin wordt dan vastgelegd welk deel bovenmatig is en derhalve tot het loon behoort welke wordt belast, alsmede welk deel als vrijgestelde opbouw mag dienen. Bij de aanvraag van de beschikking geeft de medewerker gemotiveerd weer welk deel hij zelf bovenmatig acht.
De datum wanneer partijen willen dat het pensioen ingaat (richtdatum) dient te liggen tussen 60 en pensioengerechtigde leeftijd
Naar deze datum dienen partijen te streven, hoewel het mogelijk is dat de feitelijke pensionering in een ander tijdvak plaatsvindt vanaf (55) 60 jaar tot het 70-ste jaar.
Voor de pensioengerechtigde leeftijd zal het gaan om een prepensioen of overbruggingspensioen. Een prepensioen dient ter vervanging van de VUT (4.4.) en loopt tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dit pensioen is in beginsel niet hoger dan 85 % van het loon waarop het pensioen wordt gebaseerd. Het kan evenwel hoger zijn als door uitstel het prepensioen op een latere datum ingaat, evenwel nooit meer dan 100 %.
Gaat het om een overbruggingspensioen dan wordt daarmee doorgaans bedoeld een pensioen dat vaak naast een ouderdomspensioen wordt ontvangen, waarbij het overbruggingspensioen dient ter compensatie van het nog niet ontvangen van de AOW. Die AOW gaat in bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.