Een ondernemingspensioenfonds kan dienen als uitvoerder voor één of meer pensioenregelingen voor één onderneming of meerdere verwante ondernemingen (concern / groepsmaatschappijen). Er bestaat een verwantschap tussen de onderneming(en) en het pensioenfonds, bijvoorbeeld als deze de aanzet heeft gegeven tot oprichting van het fonds. Gaat het om een concern met ondernemingen in verschillende bedrijfstakken, dan zullen bepaalde ondernemingen verplicht moeten deelnemen in bepaalde bedrijfstakpensioenfondsen in die bedrijfstak, tenzij er vrijstelling is verleend (4.3.2.2.).
De stichting is ook voor dit pensioenfonds de aangewezen rechtsvorm, daar deze geen winstoogmerk heeft en geen leden kent. Zij heeft wel een bestuur dat de statuten bepaalt en wijzigt binnen de grenzen van de wet. Dit bestuur moet er voor zorgen dat de aanspraken van deelnemers en gepensioneerden gerealiseerd worden, door een goed beheer van de beschikbaar gestelde financiële middelen. Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers. Daarnaast uit vertegenwoordigers van deelnemers (medewerkers) en mogelijk ook uit vertegenwoordigers van gepensioneerden. Het verschil met het bedrijfstakpensioenfonds is dat hier de werkgeversvertegenwoordigers vaak in de minderheid zijn. Bij het bedrijfstakpensioenfonds zullen zij in gelijke getale vertegenwoordigd zijn.
Het beschikbare geld moet zorgvuldig belegd worden in leningen, aandelen, onroerend goed en dergelijke, waarover meestal een beleggingscommissie en actuaris adviseert. De actuaris is een functionaris die een belangrijke rol heeft bij het bepalen van de hoogte van het vermogen en de bijdrage van de werkgever. Dat is van belang om de pensioenverplichting na te kunnen komen. In dat kader dient ook de bedrijfstechnische en actuariële nota die iedere pensioenfonds opstelt en aan de Verzekeringskamer opstuurt. Hieruit blijkt onder andere wat de verhouding is tussen de beschikbare gelden, toekomstige inkomsten en de pensioenverplichtingen, hoe de premies belegd worden en of die pensioenverplichtingen herverzekerd zijn. Inzicht in de financiële situatie krijgt de verzekeringskamer door het bestuderen van de jaarrekening, het jaarverslag, het actuarieel verslag en de overige gegevens, welke het fonds binnen zes maanden na ieder boekjaar (na 31 december) toestuurt. De jaarrekening wordt gecontroleerd door een accountant. Treft de accountant of actuaris omstandigheden aan die in strijd zijn met de Pensioenwet, of die het nakomen van de pensioenverplicht in gevaar brengen, dan dienen zij dit direct aan de Verzekeringskamer te melden. Pensioenfondsen dienen vanaf 1 januari 2007 te voldoen aan de eisen van het nieuwe Financiële Toetsingskader (FTK). Doel van het FTK is pensioenfondsen in staat te stellen om financiële tegenvallers op te vangen zonder dat dit ten koste gaat van de deelnemers. Het uitgangspunt van het FTK is dus risicobeheersing. Pensioenfondsen zijn verplicht om volgens de richtlijnen van het FTK zorg te dragen voor de kapitaaldekking en een verantwoorde bedrijfsvoering. Hieruit volgt in de eerste plaats een strenge bewaking van de dekkingsgraad en in de tweede plaats een evenwichtig indexatiebeleid. De Nederlandsche Bank (DNB) ziet erop toe dat pensioenfondsen aan voornoemde punten voldoen.
Over besluiten die het bestuur kan nemen zoals de wijziging van het pensioenreglement wordt mogelijk advies gevraagd aan een deelnemersraad, wanneer deze is ingesteld. Deze deelnemersraad bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers (medewerkers), gepensioneerden (personen die een pensioen ontvangen) en mogelijk ook uit vertegenwoordigers van “slapers” (ex-medewerkers met een premievrij pensioenrecht). Het pensioenreglement geeft aan wie er deelnemers zijn en wie er onder welke voorwaarden voor een pensioen in aanmerking komt. Naast de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Verzekeringskamer, kan de deelnemersraad tegen bepaalde besluiten van het bestuur in beroep gaan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. Dat kan bijvoorbeeld wanneer het besluit zonder advies is genomen of tegen het advies in gaat. Dit laat zich vergelijken met de beroepsmogelijkheden van een ondernemingsraad (5.1.5.).
De dagelijkse leiding over (het administratiekantoor dat) een ondernemingspensioenfonds (uitvoert), ligt in de handen van minimaal twee personen. Zij behoren voor wat betreft deskundigheid, integriteit en te voeren beleid te voldoen aan de eisen die de Verzekeringskamer daarvoor stelt. De kamer ziet er op toe dat de dagelijkse bestuurders handelen in belang van de deelnemers, gewezen deelnemers en andere belanghebbenden, zodat zij zich op een evenwichtige wijze vertegenwoordigt voelen door dat dagelijks bestuur. Wijzigingen in de dagelijkse leiding mogen slechts doorgevoerd worden als de Verzekeringskamer daartegen geen bezwaar maakt. Zij wordt hierover geïnformeerd waarna een wachttijd van zes weken ingaat voordat de dagelijkse leiding mag veranderen. Veranderingen in de antecedenten van deze personen worden ook schriftelijk medegedeeld. De verzekeringskamer kan bovendien regels vaststellen voor de gedragscodes die het pensioenfonds hanteert, opdat belangenverstrengeling wordt voorkomen van bestuurders en andere medewerkers en de informatie waarover het fonds beschikt niet wordt misbruikt.
De mogelijkheden van de Verzekeringskamer om toezicht uit te oefenen zijn belangrijk uitgebreid per 1 januari 2000. Toezicht op zich zal evenwel weinig indruk maken, als er geen mogelijkheden bestaan om in te grijpen. In dat kader komt de Verzekeringskamer verschillende maatregelen toe, welke ondersteund worden door de verplichting van betrokken om desgewenst informatie te verlenen en mee te werken. De Verzekeringskamer kan aan het bestuur aanwijzingen geven, als dat noodzakelijk is met het oog op het belang van (gewezen) deelnemers en andere betrokkenen. Wordt die aanwijzing niet gevolgd, dan kan de Verzekeringskamer het bestuur onder curatele stellen, waardoor het bestuur slechts mag handelen met toestemming van de kamer. In geval onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is, kan de Verzekeringskamer ook tot curatele stelling besluiten, zonder dat er eerst een aanwijzing wordt gegeven. Verder kan de verzekeringskamer bepaalde overtredingen tegengaan door opdrachten te geven, op straffe van het verschuldigd worden van een dwangsom. Zij kan bepaalde overtredingen ook bestraffen met een boete, tenzij het gaat om een strafbaar feit welke het Openbaar Ministerie vervolgt.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.