Regeling na 1 juli 2015 Ga naar de regeling tot 1 juli 2015
Overeenstemming over einde
Een arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden als zowel de werkgever als de medewerker het met de beëindiging van het arbeidscontract eens zijn. De arbeidsovereenkomst eindigt dan veelal vroegtijdig op een tijdstip dat door (één van) hen is bepaald. Voor de partij die het initiatief tot beëindiging heeft genomen geldt dat hij in beginsel daardoor niet schadeplichtig is geworden. De volgende situaties kunnen zich voordoen:
De beëindigingsovereenkomst:
- Een werknemer doet een aanbod om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en de werkgever gaat hiermee akkoord.
- Een werkgever doet een aanbod om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en de medewerker gaat hier mee akkoord.
- Een werkgever neemt initiatief tot beëindiging van het arbeidscontract door het opstellen van een vaststellingsovereenkomst, die vaak door onderhandeling tussen de medewerker en de werkgever tot stand komt.
De opzegging:
- De medewerker neemt ontslag waarmee de werkgever instemt.
- De werkgever geeft de medewerker ontslag waarmee de medewerker instemt (afstand van recht).
In hoofdstuk (3.1.1.) wordt de vaststellingsovereenkomst ex art. 7:900 uiteengezet. In de afgelopen jaren is dit een veel gebruikte optie om het arbeidscontract te beeïndigen met wederzijds goedvinden. In hoofdstuk (3.1.2.) worden andere mogelijkheden besproken waarop de arbeidsovereenkomst kan eindigen met wederzijds goedvinden.
Bij deze andere mogelijkheden wordt er ingegaan op de belangrijkste vraag:
Is er wel sprake van een beëindiging met wederzijds goedvinden?
Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden naar: van wie het initiatief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst uitgaat:
- initiatief tot beëindiging gaat uit van de medewerker (3.1.2.1.), of
- initiatief tot beëindiging gaat uit van de werkgever (3.1.2.2.).
Gevolgen van het wel of niet beëindigen
Het belang van de vraag of er wel of geen beëindiging met wederzijds goedvinden is moet niet onderschat worden, daar de gevolgen aanzienlijk verschillen. Daarvoor kan de situatie vergeleken worden waarbij er wel een beëindiging met wederzijds goedvinden is (3.1.2.3.) en de situatie waarbij deze overeenstemming niet aanwezig is (3.1.2.4.).
Om later niet in bewijsproblemen te geraken is het raadzaam om de beëindiging met wederzijds goedvinden schriftelijk vast te leggen en door beide partijen te laten ondertekenen. Ligt de datum waarop de overeenkomst eindigt in de toekomst, dan wordt er bepaald dat dit stuk het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen met zich meebrengt op dat tijdstip, zonder dat er een voorafgaande opzegging, aankondiging of nadere overeenkomst vereist is. Een medewerker kan zich niet meer op opzeggingsverboden beroepen, als hij schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging door de werkgever (3.4.3.1.) (art 7:670b BW).
De werknemer kan binnen twee weken de instemming met het ontslag met een schriftelijke verklaring herroepen. De termijn voor herroeping is drie weken als de werkgever niet op deze mogelijkheid tot herroeping heeft gewezen (art. 7:671 lid 2 en 3 BW).
Beëindiging op termijn (3.1.2.5.).
Hoewel beëindiging met wederzijds goedvinden zich vaak direct zal voltrekken, kunnen partijen ook afspreken dat zij de overeenkomst op korte of langere termijn beëindigen. In dat geval kan het lastig zijn om de beëindigingsovereenkomst te onderscheiden van het wijzigen van de arbeidsduur of het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (3.1.2.5.).
Aan de beëindiging op termijn kunnen voorwaarden verbonden worden, waarvan het wel of niet intreden van het einde van de arbeidsovereenkomst afhankelijk is (3.1.2.5.).
Wordt de beëindigingsovereenkomst reeds overeengekomen voor of bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst, dan wordt dat gezien als het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (3.1.2.5.).
Inhoudsopgave
3.1. Arbeidsvereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden
3.1.1. Vaststellingsovereenkomst (ex. art. 7:900 BW)
3.1.2. Andere mogelijkheden waarop de arbeidsovereenkomst kan eindigen met wederzijds goedvinden
3.1.2.1. Einde in overleg op initiatief medewerker
3.1.2.2. Einde in ovelreg op initiatief werkgever
3.1.2.3. Gevolgen van het beëindigen met wederzijds goedvinden
3.1.2.4. Gevolgen als de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd met wederzijds goedvinden
3.1.2.5. Aangaan (voorwaardelijke) beëindigingsovereenkomst