Bij de berekening van het pensioen geldt de volgende formule:
Deelnemingstijd x pensioenpercentage x pensioengrondslag = het opgebouwde pensioen
Deelnemingstijd
De deelnemingstijd is de tijd waarbij er is deelgenomen in de opbouw van het pensioen. Bijvoorbeeld 40 dienstjaren bij deze werkgever na het bereiken van de 21-jarige leeftijd.
Pensioenpercentage
Dit percentage bepaalt het jaarlijks opgebouwde pensioen, waarbij het bijvoorbeeld gaat om 1.75 % (eindloonregeling) of 2.25 % (middelloonregeling) per dienstjaar (opbouwsysteem).
Pensioengrondslag
De pensioengrondslag is het laatste genoten jaarsalaris (eindloonregeling) of gemiddelde salaris (middelloonregeling) waarop een AOW-franchise wordt ingehouden. Het pensioen is aanvullend op de AOW. Daardoor vindt er slechts pensioenopbouw plaats over het gedeelte dat de AOW niet dekt, dus dat de AOW-franchise te boven gaat.
Bij de pensioengrondslag wordt rekening gehouden met vakantiebijslag en mogelijk ook met andere jaarlijkse vergoedingen die een vast en vrij constant onderdeel van de arbeidsvoorwaarden zijn (geweest). Tot de pensioengrondslag hoort (meestal) niet de overhevelingstoeslag en toeslagen voor bezwarende omstandigheden, onregelmatige arbeidstijden, overwerk en dergelijke. Worden dergelijke variabele loonbestanddelen wel meegerekend, dan zal het vaak niet gaan om een eindloonsysteem (4.3.2.5.). Fiscale eisen bepalen dat een auto van de zaak niet tot het loon behoort waarover pensioen wordt berekend. Ook andere vormen van loon in natura tellen doorgaans niet mee. De bijdrage van de werkgever zal minimaal 50 % bedragen.
Aanpassing van de deelnemingstijd in de volgende gevallen:
Parttime werken
Een parttimer die bijvoorbeeld 25 uur per week werkt krijgt een evenredig deel van de deelnemingstijd van een fulltimer. De parttimer krijgt dan per volledig dienstjaar een deelnemingstijd van bijvoorbeeld 0,65 terwijl de fulltimer een deelnemingstijd van 1 krijgt. Op deze wijze wordt de opbouw per jaar gecorrigeerd. Daardoor zal de verhoging of verlaging van het aantal gewerkte uren in de loop der jaren naar evenredigheid doorwerken in de aanspraak op pensioen.
(Ouderschaps)verlof
Is een medewerker met ouderschapsverlof geweest, dan wordt de deelnemingstijd evenredig verlaagd, afhankelijk van het wel gewerkte aantal uren. Deze correctie vindt niet plaats, wanneer daarvoor een regeling is getroffen. Dan wordt het ouderschapsverlof niet berekend over het deeltijdwerk dat de ouder verricht, maar fictief toegekend als ware er geen verlof. Verricht een medewerker echter totaal geen werk gedurende het verlof en duurt het verlof meerdere maanden, dan wordt deze pensioentoekenning mogelijk niet door de belastingdienst geaccepteerd. Elders wordt nader ingegaan op ouderschapsverlof (2.4.5).
De VUT-regeling
In de VUT-regeling vinden eveneens veranderingen plaats vanaf 1 januari 2006, door het belastingvoordeel op te heffen. Dit is eveneens in het kader van het ontmoedigen van het eerder stoppen met werken. Voor degene die vóór 1 januari 2006 al met de VUT zijn gegaan of die vóór 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren veranderd er niets. Hun huidige regeling blijft geldig (4.4).
Jaren waarin de medewerker met de vut is (vervroegd is uitgetreden)
Eén medewerker die vervroegd uittreed krijgt over deze jaren te maken met een minder hoge pensioenopbouw door een correctie van de deelnemingstijd.
De deelnemingstijd bij een vorige werkgever
Een medewerker die bij verschillende werkgevers heeft gewerkt kan de pensioenopbouw per werkgever berekenen. Dat betekent dat een medewerker meerdere kleinere pensioenen opbouwt. De medewerker heeft dan een veelvoud aan kleine “potjes” in plaats van dat zijn pensioen uitsluitend wordt opgebouwd bij één pensioenfonds. Het is ook mogelijk dat de pensioenopbouw bij de ene werkgever wordt overgedragen naar het pensioenfonds van de volgende werkgever, waardoor de opbouw verder kan gaan. De medewerker koopt zich als het ware in bij het nieuwe pensioenfonds. Hij krijgt fictief een deelnemingstijd door de inbreng van zijn opgebouwde pensioenrecht dat is opgebouwd bij de vorige werkgever (4.3.5.).
Individuele pensioenverzekeringen
De zogenaamde derde pijler in het Nederlandse pensioenstelsel wat een aanvulling op het AOW inhoud, waarin zelf kan worden voorzien. Het kan wenselijk zijn om hiervoor te sparen als er niet genoeg pensioenrechten zijn opgebouwd. Dit kan bijvoorbeeld door bij een verzekeraar een levensverzekering of lijfrente af te sluiten. Andere mogelijkheden kunnen zijn: zelf geld sparen of beleggen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.