Hoofdstuk 5.1.5.3. Advies OR over besluit dat derde feitelijk neemt
Het is goed mogelijk dat een voorgenomen besluit in bovenstaande zin niet door de ondernemer zelf wordt genomen, bijvoorbeeld wanneer het besluit afkomstig is van een leidinggevende van een onderdeel. Het besluit wordt dan als een besluit van de ondernemer aangemerkt, waarover de ondernemer advies moet vragen aan de ondernemingsraad. Is de betrokken leidinggevende gebonden aan een onderdeelcommissie, dan moet de leidinggevende het advies vragen aan deze commissie. Dit geldt niet, wanneer de ondernemingsraad het onderwerp zelf wil behandelen (5.1.3.1.).
Daarnaast is het mogelijk dat andere organen van de onderneming het voornemen hebben een bepaald besluit in bovenstaande zin te nemen zoals de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders. Het besluit is dan een besluit van deze organen. Het is echter de ondernemer die deze organen vertegenwoordigd en namens hen de adviesprocedure volgt en de uitkomsten hiervan doorgeeft.
In bepaalde gevallen neemt een “derde” feitelijk het besluit, hoewel het theoretisch om een voorgenomen besluit van de ondernemer gaat:
De ondernemer moet besluit nemen, maar de moedermaatschappij beslist in feite
Bepaalde moedermaatschappijen (aandeelhouders) hebben een dusdanig sterke positie dat zij het bestuur van de rechtspersoon waarin zij de aandelen houdt (de dochter) een bepaald besluit kan opdringen. In dergelijke gevallen wordt er aan het bestuur van deze rechtspersoon (dochter) doorgaans toch een eigen beslissingsbevoegdheid toegedacht. Daarmee kan zij kiezen tussen het wel of niet nemen van het besluit, waarbij zij de ondernemingsraad om advies moet vragen. Hoewel er natuurlijk belang wordt gehecht aan het beleid van de moeder (het concernbeleid), betekent dit niet dat het bestuur van de dochter zich hierachter kan verschuilen. Derhalve dient ook het bestuur de betrokken belangen van en binnen de onderneming te wegen en de raad om advies te vragen. Daarbij wordt in dit geval ook het belang van het concern meegewogen, door met het uitgestippelde beleid van de moeder rekening te houden. Rekening houden met het besluit van de moeder blijft evenwel achterwege, wanneer dat besluit van de moeder onredelijk is, gezien de belangen binnen het concern.
De slechte financiële situatie laat de ondernemer geen keuze
Ondernemingen kunnen in situaties verkeren waarbij er niets anders op zit, dan het besluit op een bepaalde wijze te nemen, bijvoorbeeld wanneer de bank sluiting eist. Ook dan moet de ondernemer om advies vragen en de hierna te behandelen procedure doorlopen. De kans dat de ondernemer niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen is klein, zolang de procedure maar zorgvuldig gevolgd wordt.
Ander (moeder) neemt besluit waaraan ondernemer niet kan ontkomen, terwijl de ondernemer daarover zelf geen besluit (meer) hoeft te nemen
Neemt de moedermaatschappij, (de overheid of een bank) een besluit, dan is dit in beginsel geen besluit van de ondernemer (dochter), waarover de ondernemingsraad dus geen advies moet uitbrengen, ook al heeft dit direct gevolgen voor de onderneming zelf. Dit is de regel, waarop uitzonderingen bestaan, waardoor de ondernemer (de dochter) advies moet vragen voor een besluit welke een ander (de moeder) heeft genomen. Het gaat dan om de volgende omstandigheden die zich bij uitzondering voor kunnen doen:
A. De situatie kan zo zijn dat de ondernemer (dochter) bij het voorgenomen besluit in belangrijke mate betrokken is geweest en hij mede daardoor gehouden is om advies aan de ondernemingsraad over het voorgenomen besluit te vragen. Het besluit van de moeder wordt dan als zijn besluit gezien, hoewel in theorie de moeder het besluit neemt.
B. Het is ook mogelijk dat de ondernemer (dochter) als medeverantwoordelijk voor het besluit van de moeder wordt aangemerkt, waardoor de ondernemer (dochter) op die grond de adviesprocedure moet volgen.
C. Er kunnen redenen zijn om de moedermaatschappij als mede-ondernemer te bestempelen, aangezien zij dusdanig in de besluitvorming van de ondernemer (dochter) treedt, dat zij in feite samen met de ondernemer (dochter) de hoogste zeggenschap in de onderneming heeft. In dat geval kan de ondernemer (dochter) gehouden zijn, om (mede) namens de moeder in overleg te treden en advies te vragen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 5 over de medezeggenschap. U vindt in dit deel informatie over collectieve regelingen die voor werkgevers en werknemers gelden op grond van hun arbeidsovereenkomsten:
5.1. Ondernemingsraad (o.a. instellen, advies, instemming, recht op informatie)
5.2. Arbeidsomstandigheden bij de werkgever (o.a. arbobeleid, arbeidsinspectie)
5.3. Arbeidstijden voor werknemers (o.a. vaststellen, veranderen)
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.