Specialisten informatie - bij hoofdstuk 4.4
Gaat het om een Regeling voor vervroegde Uittreding (RVU)?
Hoge Raad 22 juni 2018; ECLI:NL:HR:2018:958
In deze zaak speelde of een beëindigingsregeling in een sociaal plan bij een reorganisatie met een aanvulling tot aan pensioen, gezien moet worden als een Regeling voor Vervoegde Uittreding en daarmee zwaar fiscaal belast moet worden.
De situatie
In de Wet op de loonbelasting kunnen uitkeringen als gevolg van een zogenoemde regeling voor vervroegde uittreding (VUT) bij de werkgever worden belast tegen 52%. Daarnaast wordt bij de werknemer over de uitkeringen geheven. Door deze regelingen fiscaal zwaar te bestraffen wil de overheid een einde maken aan regelingen die het mogelijk maken te stoppen met werken vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (RVU).
In deze zaak gaat het om een werkgever die in verband met reorganisatie een sociaal plan was overeengekomen met de vakbonden. Dit plan bevatte ook een vertrekregeling voor boventallige werknemers. De werknemers die een beroep wilden doen op de regeling konden deze gebruiken als overbrugging tot hun pensioen. Zij ontvingen dan een beëindigingsvergoeding die maximaal de te verwachten inkomensderving tot het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd bedroeg.
De Belastingdienst vond dat de regeling gezien kon worden als een Regeling voor vervroegde Uittreding (RVU) en paste daarom het belastingtarief van 52% toe. Het bedrijf was het daar niet mee eens, omdat het zou gaan om een ontslagvergoeding waarvoor een lager belastingtarief geldt. Zowel de rechtbank als het hof deelde die mening met de werkgever.
De staatssecretaris van Financiën stelde in cassatie dat de feitelijke uitstroom van werknemers en de hoogte van de feitelijk overeengekomen beëindigingsvergoedingen doorslaggevend moeten zijn bij de beoordeling van een regeling. Daarom zou deze (vertrek)regeling wél een RVU zijn.
De beoordeling
De Hoge Raad oordeelt dat het bij de beoordeling of een regeling een RVU is gaat om de objectieve voorwaarden en kenmerken van de regeling. Waarom de werkgever de regeling aanbiedt is niet van belang. Ook de redenen waarom werknemers van zo’n regeling gebruik maken zijn niet relevant voor die beoordeling. Dit geldt ook voor de feitelijke uitstroom van werknemers en de hoogte van de feitelijk overeengekomen beëindigingsvergoedingen. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de staatssecretaris ongegrond verklaard.
“Bij beantwoording van de vraag of sprake is van een RVU is bepalend of de uitkeringen of verstrekkingen bedoeld zijn om te dienen ter overbrugging of aanvulling van het inkomen van de (gewezen) werknemer tot de pensioendatum. De beweegredenen van de inhoudingsplichtige om zodanige uitkeringen of verstrekkingen aan te bieden doen in dit verband niet ter zake. Dat geldt evenzeer voor intenties en keuzes van werknemers om voor de Regeling te opteren. Op de feitelijke uitstroom van werknemers en de hoogte van de feitelijk overeengekomen beëindigingsvergoedingen dient dus evenmin acht te worden geslagen, aangezien die factoren niet behoren tot de objectieve kenmerken en voorwaarden van de Regeling. Vaststelling van de bedoeling van de Regeling aan de hand van haar objectieve kenmerken en voorwaarden is ook in overeenstemming met de in artikel 32ba, lid 7, van de Wet LB opgenomen mogelijkheid om vooraf te doen beslissen of een regeling een RVU vormt. Ter verkrijging van zekerheid vooraf kan immers enkel worden aangeknoopt bij de (objectieve) kenmerken en voorwaarden van een regeling, en niet bij het achteraf blijkende feitelijke gebruik ervan.”
Deze informatie is voor cursisten die bij ons een opleiding arbeidsrecht volgen.
Leren bij de specialist – Het opleidingsinstituut van AN-i
AN-i is volledig gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Wij verzorgen de website Arbeidsrechter.nl en onze specialisten procederen voor rechtbanken. Vanuit deze expertise bieden wij op meerdere niveaus opleidingen en cursusdagen aan. Van de beginnende personeelsmedewerker tot en met een gespecialiseerde advocaat volgen bij ons scholing.
Inmiddels_hebben wij voor vele opdrachtgevers opleidingen verzorgd:
Werkgevers: o.a. ING, KPN, CZ, GGD, IKEA, Keerpunt, LogicaCMG, Nationale Nederlanden, Parnassia, Rabobank, RIAGG, Sociale Verzekeringsbank en het UWV.
Advocatenkantoren: o.a. Boekel de Nerée, Van Diepen Van der Kroef, Labee, Boels Zanders, Cleerdin Hamer, Houthoff Buruma, Damsté, Schouten en Lagro.
Ons instituut is geregistreerd in het CRKBO en is bovendien geaccrediteerd door: MZ, RB, MfN (voorheen NMI), de Nederlandse Orde van advocaten en NIRPA.