Bewijsvoering en bijzonderheden rond de beschikking
In de ontbindingsprocedure is het leveren van het bewijs logischerwijze van groot belang. Rond de beschikking van de kantonrechter kunnen zich bijzonderheden voordoen, bijvoorbeeld wanneer deze voorwaardelijk is, wanneer het gaat om wanprestatie en herroeping.
Bewijsvoering
De werkgever hoefde voorheen de gewichtige reden voor ontbinding niet te bewijzen, hij diende het aannemelijk te maken. Doordat thans veel nadrukkelijker wordt verwezen naar de voorwaarden in artikel 7:669 die zich moeten voordoen, zal er in de ontbindingsprocedure meer stringent gekeken worden naar deze voorwaarden. De werkgever doet er verstandig aan zo veel mogelijk te bewijzen dat de gestelde voorwaarden voor ontbinding zich voordoen. Het is afwachten in hoeverre het aannemelijk maken wordt vervangen door de eis dat de werkgever het moet aantonen.
Voorheen gold als uitgangspunt dat de snelle aard van de ontbindingsprocedure zich verzette tegen het onverkort toepassen van de normale regels voor bewijslevering: HR 18 juni 2004, JAR 2004/168, Ktr. Haarlem 16 maart 2011, LJN BP7877 en Ktr. Maastricht 9 februari 2010, LJN BO 7659. Soms werd bewijsvoering toegestaan in de vorm van getuigenverhoor of het raadplegen van een deskundige: Ktr. Den Bosch 14 december 2010, LJN BO7657, Ktr. Hilversum 12 juni 1996, Prg 1996/4586, Ktr. Rotterdam 19 december 1997, Prg 1998/4946 en Ktr. Heerlen 15 juli 2009, LJN BJ5379. Vaker worden tijdens de zitting informanten die zijn meegekomen gehoord, hoewel de kantonrechter daaraan voorbij mag gaan.
Door de wijziging van het systeem zal er in het nieuwe systeem ook meer ruimte moeten komen voor bewijslevering. Volgens de wetsgeschiedenis staan een rechter met betrekking tot de feitelijke onderbouwing van het ontbindingsverzoek de mogelijkheden ter beschikking die hem op grond van het civiele bewijsrecht toekomen. Naast de strengere eisen waaraan getoetst moet worden, speelt ook dat de verzoekschriftprocedure een meer omvangrijke procedure wordt, waarin ook verschillende vorderingen meegenomen kunnen worden. In het bijzonder bij ontslag op staande voet, waarin loon en werk wordt geëist, zal er meer behoeft bestaan aan het kunnen leveren van bewijs.
In dit opzicht wordt het daarmee des te belangrijker om te kijken naar het verkrijgen van bewijs voor de procedure:
- In het kader van de kans op verweer mag de werknemer documenten opvragen die de werknemer ontlasten: Ktr. Rotterdam 21 januari 2010, LJN BL0220. Dit zou ook op grond van artikel 843a Rv gevorderd kunnen worden in een procedure.
- Een werknemer dient op grond van artikel 7:611 BW aan een onderzoek door de werkgever of externe partij mee te werken. Het niet verschijnen, niet geven van openheid of het afleggen van leugenachtige verklaringen kan een eigen of aanvullende reden vormen voor ontbinding (ontslag): Ktr. Haarlem 14 november 2007, LJN BB8320, Ktr. Delft 11 oktober 2007, RAR 2008/12 en Ktr. Breda 24 juli 2008, JAR 2008/246.
Herroeping
Artikel 382 Rv (van toepassing via artikel 390 Rv):
Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien:
a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;
b. het berust op stukken, waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld, of;
c. de partij na het vonnis stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden.
Indien het bedrog direct bekend wordt, dan geldt een termijn van drie maanden na de ontbindingsbeschikking. Is het bedrog eerst later bekend, dan gaat de termijn van drie maanden lopen vanaf het moment dat de grond voor herroeping is ontstaan: Ktr. Rotterdam 14 november 2008, RAR 2009/70, Ktr. Haarlem 25 februari 2009, LJN BH6544 en Ktr. Utrecht 5 maart 2009, JAR 2009/100. Na deze termijn kan herroeping niet anders verkregen worden, bijvoorbeeld niet door een schadevergoeding te vragen op grond van een onrechtmatige daad: Hof ’s Gravenhage 11 januari 2008, JAR 2008/54, Ktr. Amsterdam 7 mei 2008, LJN BD4590. Wat niet kan is opnieuw ontbinding vragen: Ktr. Utrecht 14 april 2008, JAR 2008/137.
Bedrog is niet alleen het keihard liegen of het opzettelijk misleiden, maar ook het voorkomen dat de voor de beslissing van belang zijnde feiten boven tafel komen, wat ook een spreekplicht met zich mee kan brengen: HR 4 oktober 1996, NJ 1998/45 en Ktr. Terneuzen 14 december 2005, JAR 2006/6. Het moet gaan om bedrog waartegen nog geen verweer mogelijk is geweest: HR 15 februari 2008, NJ 2008/112. Bedrog doet zich niet voor als na de procedure zich onvoorziene omstandigheden voordoen, waarvan beide partijen niet bekend konden zijn: Kantonrechter Groningen 21 november 2005, RAR 2006/20. Indien een werkgever evenwel ontbinding verkrijgt omdat er te weinig werk is en direct na een ontbinding personeelsadvertenties plaatst, dan is dat bedrog als aannemelijk is dat dit al bekend was tijdens de zitting, waardoor ontbinding wordt teruggedraaid en werknemer weer gaat werken: Ktr. Groningen 15 maart 2002, KGK 2002/1628.
Denk bij bedrog bijvoorbeeld aan het tijdens de zitting achterhouden van het vinden van ander werk door een werknemer: HR 19 december 2003, JAR 2004/15, Ktr. Zaandam 17 augustus 2006, JIN 2006/475 en Ktr. Haarlem 23 December 2009, RAR 2010/45. Openheid geven over een andere betrekking kan ook in de aanloop naar een pro-forma procedure verwacht worden: Ktr. Haarlem 16 november 2006, JAR 2006/290. De vaststellingsovereenkomst die door een dergelijke dwaling is ontstaan, kan ook vernietigd worden: Ktr. Zwolle 10 augustus 2004, JAR 2004/251. Indien de werknemer tot executie van de beschikking wil overgaan en de werknemer dat weigert en tot herziening besluit, kan hij in een executiegeschil de uitvoering daarvan tegenhouden: Ktr. Zwolle 19 juli 2007, LJN BC6338. Overigens hoeft het vinden van een andere baan niet per definitie te betekenen dat een naar billijkheid toegekende vergoeding lager wordt (de werknemer loopt meer risico in de andere werkkring en kan ook anderszins slechter uit zijn): Ktr. Wageningen 20 juni 2007, JAR 2007/261.
Herroeping ziet op een verwijt dat de wederpartij kan worden gemaakt. Dit is derhalve niet te vergelijken met een kennelijke verschrijving van de kantonrechter zelf, waarbij bij beide partijen het besef behoort te leven dat de kantonrechter zich heeft vergist, welke verschrijving zich bovendien voor eenvoudig herstel leent. Een partij kan middels een schrijven aan de kantonrechter vragen of hij de omissie wil herstellen (artikel 31 Rv), waarbij de wederpartij de gelegenheid heeft om zich hierover ook uit te laten. De rechter mag een verschrijving overigens ook zelf wijzigen als hij hier later uit eigen beweging achter komt.
Voorwaardelijke ontbinding
De ontbinding kan afhankelijk gesteld worden van een voorwaarde voor of na de ontbindingsdatum, als het invullen van die voorwaarde met zekerheid is te bepalen en volledig in de invloedsfeer van één van de partijen ligt.
- Zo kan de ontbinding alleen werking hebben als een werkgever de werknemer voor of op de datum van ontbinding een nieuwe arbeidsovereenkomst in een andere functie aanbiedt, zodat er geen ontbinding plaats zal vinden als deze functie niet wordt geboden: Ktr. Harderwijk 25 september 1993, PRG 1993/3850, Ktr. Terneuzen 19 mei 2004, JAR 2004/157 en Ktr. Arnhem 30 juli 1992, NJ 1994/185. Verzoeken tot gedeeltelijke ontbinding (voor minder uren of slechtere voorwaarden terugkeren) worden dikwijls afgewezen: Ktr. Utrecht 18 juli 1994, JAR 1994/164 (verzoek werkgever) en Ktr. Delft 5 juni 1997, JAR 1997/147 (verzoek werknemer na bevalling). Zie voor een toewijzing van een gedeeltelijke ontbinding: Ktr. Utrecht 5 november 1992, JAR 1993/19. Een andere voorwaarde die voor de datum van ontbinding vervuld moet zijn, kan omgekeerd er op zien dat juist de werknemer voor de ontbindingsdatum alsnog akkoord gaat met een redelijk voorstel voor ander werk: Ktr. Haarlem 15 februari 2002, JAR 2002/54, Ktr. Amsterdam 17 november 2004, RAR 2005/21 en Ktr. Haarlem 9 april 2008, RAR 2008/92.
- Een voorwaarde voor na de datum van ontbinding kan zijn dat een werknemer binnen zes maanden na ontbinding geen andere werknemer in een uitwisselbare functie aanneemt zonder de werknemer wiens contract wordt ontbonden dat werk eerst aan te bieden: Ktr. Arnhem 30 november 1992, JAR 1993/37. Doet een werkgever dat niet, dan zal door het vervullen van die voorwaarden er alsnog geen ontbinding zijn, zodat de werknemer loon en dergelijke kan vorderen (vergelijkbaar met voorwaarden UWV).
- Voorwaarden die niet volledig in de invloedsfeer van één van de partijen liggen, zijn te onzeker en niet toegestaan, zoals de voorwaarde of het gaat lukken of een werknemer wel of niet wordt herplaatst en de ontbinding afhankelijk stellen van de uitkomst in een andere procedure: Ktr. Leeuwarden 30 december 2009, LJN BK825, Ktr. Heerenveen 12 november 2009, LJN BK3260 en Ktr. Enschede 30 oktober 2009, JAR 2009/292
Ontbinding wegens wanprestatie / tekortkoming (7:686 BW)
De ontbinding wegens wanprestatie kan in het bijzonder in omstandigheden die (vrijwel) een dringende reden opleveren, zien op het toerekenbaar niet nakomen van de arbeidsovereenkomst: HR 20 april 1990, NJ 1990/702. Het dient zelfs te gaan om een ernstige mate van wanprestatie: Hof ’s-Hertogenbosch 23 mei 2006, RAR 2007/65, Ktr. Rotterdam 12 juli 2006, JAR 2006/182 en HR 29 september 2006, JAR 2006/263.
Deze vordering werd voorheen in een dagvaardingsprocedure behandeld, wat evenwel een verzoekprocedure is geworden. Het is thans wel mogelijk de ontbinding van 7:686 en 7:671b BW te combineren. Hoewel de ontbinding op grond van 7:686 niet (meer) met terugwerkende kracht kan plaatsvinden, kunnen de gevolgen daarvan wel met terugwerkende kracht voor rekening van de werknemer gebracht worden.
Voorbeelden:
- Een werknemer weigert een redelijke opdracht te vervullen en is op die grond op staande voet ontslagen. De werknemer vordert loon middels een dagvaarding. De werkgever vraagt in reconventie ontbinding aan voor zover vereist op grond van artikel 7:686 BW en vordert het loon terug. De werkgever stelt daarbij dat de wanprestatie voor rekening van de werknemer komt, waarmee het niet werken en daarvoor geen aanspraak op loon kunnen maken in de risicosfeer van de werknemer ligt.
- Een werknemer wordt seksueel geïntimideerd door de werkgever, waarna de werknemer niet werkt en ontbinding op grond van artikel 7:686 vraagt. Naast de schadevergoeding wordt het niet werken voor rekening en risico van de werkgever gebracht die alsnog het loon moet betalen tot de ontbindingsdatum. Vergelijk Arrest Wiener/Nelemans: HR 29 september 2006, JAR 2006/263
Zie voor een andere ontbinding, namelijk op grond van artikel 6:258 BW het Arrest Stijthof/Ouwekerk HR 8 november 1996 JAR 1996/249.
Deze informatie is voor cursisten die bij ons een opleiding arbeidsrecht volgen.
Leren bij de specialist – Het opleidingsinstituut van AN-i
AN-i is volledig gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Wij verzorgen de website Arbeidsrechter.nl en onze specialisten procederen voor rechtbanken. Vanuit deze expertise bieden wij op meerdere niveaus opleidingen en cursusdagen aan. Van de beginnende personeelsmedewerker tot en met een gespecialiseerde advocaat volgen bij ons scholing.
Inmiddels_hebben wij voor vele opdrachtgevers opleidingen verzorgd:
Werkgevers: o.a. ING, KPN, CZ, GGD, IKEA, Keerpunt, LogicaCMG, Nationale Nederlanden, Parnassia, Rabobank, RIAGG, Sociale Verzekeringsbank en het UWV.
Advocatenkantoren: o.a. Boekel de Nerée, Van Diepen Van der Kroef, Labee, Boels Zanders, Cleerdin Hamer, Houthoff Buruma, Damsté, Schouten en Lagro.
Ons instituut is geregistreerd in het CRKBO en is bovendien geaccrediteerd door: MZ, RB, MfN (voorheen NMI), de Nederlandse Orde van advocaten en NIRPA.