Specialisten informatie - bij hoofdstuk 1.8
Uitspraken aangaande werkgeverschap bij maatschap en VOFWie geldt er als werkgever bij een Vennootschap onder Firma?
Hoge Raad, 1 maart 2019: ECLI:NL:HR:2019:649
In deze zaak zijn er vragen aan de Hoge Raad gesteld over wie er bij een VOF als werkgever moet worden aangemerkt – de vennootschap zelf, iedere vennoot afzonderlijk of de gezamenlijke vennoten – als ook op wie is aansprakelijk voor de boedelschuld (de door het UWV na faillissement overgenomen loonvordering).
De situatie
Een vennootschap is failliet gegaan en vereffend wegens gebrek aan baten. In geval van faillissement neemt het UWV een deel van de loonvordering van de werknemer over. De vraag is dan of het UWV deze vordering op de individuele vennoten afzonderlijk kan verhalen, nu (het gezamenlijk vermogen van de) de vennootschap geen verhaal blijkt te bieden.
De rechtbank zag hierin aanleiding om meerdere vragen te stellen, waaronder de vraag wie er als werkgever gezien moet worden. Is dat de vennootschap op zichzelf, wat niet het geval bleek want de vennootschap heeft dan wel een (gezamenlijk) vermogen, maar is geen rechtspersoon die als zodanig als werkgever kan worden aangemerkt. Is dan iedere vennoot afzonderlijk te zien als de werkgever, wat evenmin het geval blijkt te zijn. Dat betekent dus dat de vennoten gezamenlijk worden gezien als werkgever en dus ook gezamenlijk als werkgever optreden.
Uitleg maatschap / vennootschap
In deze zaak wordt nader ingegaan op het vraagstuk van de maatschap en de vennootschap onder firma, met een mooi overzicht van de ontwikkeling in de literatuur en eerdere uitspraken.
In 1838 is met het Burgerlijk Wetboek de regeling van de maatschap ingevoerd; tevens kregen de vof en de commanditaire vennootschap hun wettelijke regeling in het Wetboek van Koophandel. De huidige regeling van de vof in het WvK verschilt weinig van deze oorspronkelijke regeling.13
Volgens de (summiere) wettelijke regeling van de vof is deze een gekwalificeerde maatschap: de maatschap is een overeenkomst waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkaar te delen (art. 7A:1655 BW) en de vof is op haar beurt een maatschap tot de uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam (art. 16 WvK).
Ieder van de vennoten van de vof die daarvan niet is uitgesloten, is bevoegd “ten name der vennootschap te handelen, gelden uit te geven en te ontvangen, en de vennootschap aan derden, en derden aan de vennootschap te verbinden” (art. 17 lid 1 WvK).
Artikel 18 WvK bepaalt vervolgens: “In vennootschappen onder eene firma is elk der vennooten, wegens de verbindtenissen der vennootschap, hoofdelijk verbonden.”
De huidige formule “hoofdelijk verbonden” is in het kader van de invoeringswetgeving NBW in de plaats gekomen van de uit 1838 stammende formulering “hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk”, zulks om de terminologie aan te passen aan (thans) artikel 6:6 BW.14 Over de aansprakelijkheid van vennoten jegens derden wordt in de memorie van toelichting uit 1833-1834 bij de herziening WvK opgemerkt dat alle personenvennootschappen (waaronder de vof) daarin overeenkomen
“dat een derde, die met de vennootschap handelt, steeds een of meer personen moet aantreffen, die in hun persoon en in alle hunnen goederen voor de daden en verbindtenissen der maatschap aansprakelijk zijn. (…)
Bij commerciële vennootschappen onder eene firma zijn alle de vennooten hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk en zij kunnen zelfs bij lijfsdwang worden vervolgd. (…)
Uit dit een en ander volgt, dat op hoedanige wijze eene maatschap ook moge zijn opgerigt, de derde steeds zijnen waarborg vindt in den persoon en in de goederen van een of meer aan hem bekende lieden, en dat derhalve die derde, vóór dat hij die handeling sluit, naar mate van het vertrouwen, dat de vennooten hem inboezemen, in staat is zich te beraden, of hij al dan niet de verbindtenis wil aangaan.
Naar den regel is derhalve, even als zulks omtrent elke overeenkomst plaats heeft, geene maatschap denkbaar zonder een aansprakelijk persoon, daar, in het afgetrokkene, zaken of goederen geene overeenkomsten kunnen aangaan of het onderwerp eener handeling uitmaken, zoo dezelve niet steeds door een persoon worden vertegenwoordigd.”
Buiten het WvK zijn enkele bepalingen aan de vof gewijd in artikel 51 Rv (betreffende de wijze van betekening van een voor een vof bestemd exploot) en artikel 4 lid 3 Fw (betreffende de aangifte tot faillietverklaring van een vof).
Zie voor een nadere uitwerking van de rechtspraak het arrest.
De beoordeling van de vraag: wie is de werkgever?
Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen neem ik, in lijn met de bestaande rechtspraak en de meerderheid der auteurs, tot uitgangspunt dat de vof – hoewel zij rechtens in verschillende opzichten zelfstandigheid geniet – naar geldend recht geen rechtspersoonlijkheid heeft.
Op grond van artikel 17 WvK is iedere vennoot in beginsel bevoegd namens de vof te handelen. Het is algemeen aanvaard dat, gegeven dat de vof geen rechtspersoonlijkheid heeft, het contracteren door een vennoot namens de vof er rechtens slechts toe kan leiden dat de handelende vennoot de gezamenlijke vennoten bindt.66 Hier geldt het immers het adagium: ‘de vof – dat zijn de gezamenlijke vennoten’.67 Rechten en plichten uit hoofde van een tussen de personenvennootschap en een derde gesloten overeenkomst moeten aan dit collectief worden toegerekend. Er is derhalve sprake van een tweepartijenovereenkomst waarbij de vennoten tegenover de wederpartij gezamenlijk partij zijn, en wel in hun hoedanigheid van vennoot.68
In het verlengde daarvan moet naar mijn mening worden aangenomen dat de werknemer die in dienst is van een vof naar het civiele recht geacht moeten worden in dienst te zijn van de gezamenlijke vennoten als zodanig als werkgever.69
Arbeidsrechtelijk bestaat hiervoor geen beletsel. Artikel 7:610 BW, sprekend van een arbeidsovereenkomst met ‘de werkgever’, staat er niet aan in de weg dat in bepaalde situaties meerdere partijen als werkgever partij zijn bij de arbeidsovereenkomst, zoals indien de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft met een maatschap of vennootschap onder firma. In deze situatie fungeren de verschillende maten of vennoten gezamenlijk als werkgever van de werknemer ex artikel 7:610 lid 1 BW.70onaangetast gelijk en ruim boven het maximum niveau van 120% van de loonschaal uitstijgen. De werkgever is op wens van de OR in gesprek met de werknemer gegaan over het afschaffen van de indexatie om op die manier mogelijk tot overeenstemming te komen. Dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt, neemt niet weg dat de werkgever een redelijk voorstel heeft gedaan waarvan in redelijkheid ook acceptatie van de werknemer kon worden gevergd.
Deze informatie is voor cursisten die bij ons een opleiding arbeidsrecht volgen.




Leren bij de specialist – Het opleidingsinstituut van AN-i
AN-i is volledig gespecialiseerd in het arbeidsrecht. Wij verzorgen de website Arbeidsrechter.nl en onze specialisten procederen voor rechtbanken. Vanuit deze expertise bieden wij op meerdere niveaus opleidingen en cursusdagen aan. Van de beginnende personeelsmedewerker tot en met een gespecialiseerde advocaat volgen bij ons scholing.
Inmiddels_hebben wij voor vele opdrachtgevers opleidingen verzorgd:
Werkgevers: o.a. ING, KPN, CZ, GGD, IKEA, Keerpunt, LogicaCMG, Nationale Nederlanden, Parnassia, Rabobank, RIAGG, Sociale Verzekeringsbank en het UWV.
Advocatenkantoren: o.a. Boekel de Nerée, Van Diepen Van der Kroef, Labee, Boels Zanders, Cleerdin Hamer, Houthoff Buruma, Damsté, Schouten en Lagro.
Ons instituut is geregistreerd in het CRKBO en is bovendien geaccrediteerd door: MZ, RB, MfN (voorheen NMI), de Nederlandse Orde van advocaten en NIRPA.

