Hoofdstuk 2.7.2. Aansprakelijkheid tegenover derde door fout werknemer
Spreekt de derde de medewerker of de werkgever aan?
Brengt een medewerker door doen of laten aan een derde schade toe, dan is de medewerker mogelijk zelf tegenover deze derde aansprakelijk. De medewerker is aansprakelijk als zijn onrechtmatige daad tot de schade heeft geleid bij een derde, wat aan hem toegerekend kan worden. Op de onrechtmatige daad gaat hoofdstuk 7. nader in (7.).
De derde zal doorgaans niet de medewerker maar zijn werkgever aanspreken. Is de derde een opdrachtgever van de werkgever, dan is de werkgever als opdrachtnemer aansprakelijk voor gedrag van zijn medewerkers (hulppersonen) bij de uitvoering van de opdracht voor de opdrachtgever (de derde) (zie art 6:76 BW). Het gedrag van de werknemer bij de uitvoering van een opdracht wordt volledig aan de werkgever toegerekend, die daarmee aansprakelijk is als ware het zijn eigen gedrag. Dat geldt ook als de schade is ontstaan door gedrag van de medewerker dat niet als een fout of ongeluk (ongeval) is aan te merken, maar bijvoorbeeld opzettelijk door de medewerker is veroorzaakt. Dat kan bij (hoge) uitzondering tot een dusdanig onaanvaardbaar resultaat leiden, dat de redelijkheid zich er tegen verzet dat een opdrachtgever de werkgever aansprakelijk stelt (in plaats van verhaal te zoeken bij de medewerker zelf).
Is de derde geen opdrachtgever, dan kan hij de werkgever mogelijk aansprakelijk stellen voor een onrechtmatige daad van een medewerker. De werkgever is tegenover derden aansprakelijk voor fouten van zijn ondergeschikten, als er verband bestaat tussen de daad en de taak van die medewerker (zie art 6:170 BW). Daarvoor zal de derde moeten aantonen dat de kans op de fout is vergroot door taak van de medewerker, terwijl de werkgever zeggenschap had over de gedragingen waarbij die fout werd gemaakt. Doorgaans gaat het om fouten bij of tijdens de werkzaamheden en mogelijk om fouten tijdens pauzes of andere vrije tijd waarvoor de werkgever aansprakelijk kan zijn. Bij voorgaande moet bedacht worden dat niet vereist is dat de werkgever zelf een verwijt valt te maken. Het is zijn risico dat hij wordt aangesproken voor een onrechtmatige daad van een medewerker die verband houden met het werk, wat risico-aansprakelijkheid wordt genoemd.
Heeft de derde zelf ook schuld bij het ontstaan van de schade, dan kan deze eigen schuld er toe leiden dat de schadevergoeding niet of slechts gedeeltelijk wordt toegewezen.
Wie draagt de financiële last; de werkgever of de medewerker?
Na de vraag wie de derde voor de schade kan aanspreken, speelt de vraag, wie uiteindelijk de schade moet dragen als een medewerker aan een derde schade toebrengt. De schadevergoeding komt volledig voor rekening van de werkgever, tenzij de medewerker door zijn opzet of bewuste roekeloosheid de schade heeft veroorzaakt (art 7:661 BW). Bewuste roekeloosheid betekent, dat de medewerker overgaat tot risicovol gedrag, terwijl hij zich bewust is van het risico dat hij neemt. Zorgt een medewerker er niet voor dat bepaalde risico’s zijn uitgesloten, dan wil dat nog niet zeggen dat hij deze risico’s bewust accepteert. Het bewustzijn van het risico moet niet altijd letterlijk opgevat worden, omdat het dronken achter het stuur plaatsnemen ook als bewuste roekeloosheid gezien kan worden. Onvoorzichtigheid op zich, zal doorgaans onvoldoende zijn om bewuste roekeloosheid aan te nemen.
Is er geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid, dan kan de werkgever de schade niet verhalen op de medewerker. Heeft de derde bij uitzondering de medewerker aangesproken, dan zal de werkgever het verschuldigde bedrag aan de medewerker moeten overmaken. Voorgaande gaat in beginsel op. De werkgever kan met de medewerker overeenkomen dat de vergoeding van de schade wel voor rekening van de medewerker komt. Dit moeten partijen schriftelijk vastleggen en geldt alleen wanneer de medewerker hiervoor verzekerd is. Bovendien kan uit de omstandigheden van het geval voortvloeien dat de medewerker wel aansprakelijk is, waarop hoofdstuk 2.7.3. nader ingaat (2.7.3.).
Exoneratiebedingen (uitsluiting aansprakelijkheid)
Het is mogelijk, dat de werkgever in het contract met de derde zijn aansprakelijkheid tegenover de derde (niet zijnde een medewerker) heeft uitgesloten in een overeenkomst die de werkgever met deze derde is aangegaan. Kan de derde door dit exoneratiebeding de werkgever niet aanspreken, dan wil hij mogelijk de medewerker aansprakelijk stellen voor de schade. De medewerker kan zich echter eveneens op de uitsluiting van de aansprakelijkheid beroepen.
Ingeleende (uitzend)kracht veroorzaakt schade bij derde
Aansprakelijkheid tegenover een derde kan zich eveneens voordoen, wanneer het niet gaat om het gedrag (fout) van een medewerker (met een arbeidsovereenkomst), maar om het gedrag (fout) van een ingeleende kracht (geen arbeidscontract). Denk aan een uitzendkracht die schade toebrengt aan een derde bij zijn werk voor een inlener, de inlener die de uitzendkracht inleende van het uitzendbureau waar de uitzendkracht in dienst is.
Een opdrachtnemer die een uitzendkracht inschakelt bij de uitvoering van zijn opdracht, maakt gebruik van een hulppersoon, waarvoor hij eveneens aansprakelijk is tegenover zijn opdrachtgever (de derde), als ware het gedrag van deze hulppersoon zijn eigen gedrag (zie art 6:76 BW). Daardoor kan de opdrachtgever de opdrachtnemer aansprakelijk stellen, doordat zijn aansprakelijkheid voor ingeschakelde hulppersonen, ook de aansprakelijk omvat voor het gedrag van ingeleende uitzendkrachten.
Niet altijd is derde die schade lijdt door het gedrag van een uitzendkracht, ook een opdrachtgever van de inlener die een uitzendkracht heeft ingeschakeld. Deze derde kan de inlener van de uitzendkracht aanspreken als vast komt te staan dat de uitzendkracht als “ondergeschikte” is aan te merken van de inlener. Dan is wel vereist dat de schade is ontstaan door een fout van de ondergeschikte bij de uitvoering van zijn taak, waarover de inlener zeggenschap had. De inlener is aansprakelijk voor fouten van ondergeschikten die een onrechtmatige daad opleveren (zie art 6:170 BW), in welk geval de inlener het risico draagt dat hij de schade van een derde moet vergoeden (risico-aansprakelijkheid).
De derde kan ook direct verhaal zoeken bij het uitzendbureau zelf, die aansprakelijk is voor de schade ontstaan door fouten van hun ondergeschikten: de uitzendkrachten (zie art 6:170 BW). Het uitzendbureau is niet aansprakelijk als de uitzendkracht niet als ondergeschikte is aan te merken, wat slechts bij uitzondering het geval zal zijn, alsmede niet aansprakelijk als het bureau geen zeggenschap had over het gedrag waarmee of waarbij de fout werd gemaakt. De derde kan het uitzendbureau niet als opdrachtnemer aanspreken, aangezien er tussen de derde en het uitzendbureau geen contractuele relatie bestaat. Dat betekent dat het uitzendbureau tegenover derden slechts aansprakelijk is voor fouten van ondergeschikten bij het vervullen van hun taak (zie art 6:170 BW) en niet voor gedrag van hulppersonen die bij de uitvoering van de opdracht worden ingeschakeld (zie art 6:76 BW). Gedrag omvat meer dan alleen fouten.
De inlener die een uitzendkracht inleent kan (op zijn beurt) het uitzendbureau aanspreken (als hij de schade van een derde moet vergoeden). Als inlener is hij namelijk ook opdrachtgever, in dit geval de opdrachtgever van het uitzendbureau die de opdracht aanneemt. Het uitzendbureau schakelt als opdrachtnemer uitzendkrachten in, waarbij ook geldt dat het bureau aansprakelijk is voor het gedrag van deze hulppersonen (zie art 6:76 BW).
Voor de werkgever (inlener) maakt het mogelijk weinig uit of de derde hem zelf of de direct het uitzendbureau aansprakelijk stelt. De overeenkomst die het uitzendbureau met de inlener aangaat, bepaalt doorgaans dat de inlener het uitzendbureau moet vrijwaren van aansprakelijkheid. Dan betekent doorgaans dat uiteindelijk de inlener de schade draagt.
Als de derde die de werkgever aanspreekt een medewerker is, die de schade vergoed wil zien die een collega hem toebracht
Geregeld doet zich de situatie voor dat een medewerker schade lijdt door toedoen van een collega. In dat geval kan de medewerker zijn werkgever aanspreken omdat deze aansprakelijk is voor fouten van ondergeschikten (collega’s) bij de uitvoering van hun werkzaamheden. De medewerker vraagt dan “als derde” schadevergoeding van de werkgever voor een onrechtmatige daad van collega’s. De werkgever is namelijk aansprakelijk voor fouten van ondergeschikten (collega’s) bij de uitvoering van hun taak, waarover de werkgever zeggenschap had (zie art 6:170 BW). Niet zelden heeft de medewerker zelf ook schuld bij het ontstaan van de schade die hij lijdt, wat tot een verdeling van de schade kan leiden. Dat kan betekenen dat bijvoorbeeld slechts 50 % van de schadevergoeding wordt toegewezen, aangezien de rest voor rekening van de medewerker komt door zijn eigen schuld.
Dat een werkgever aansprakelijk is voor fouten van ondergeschikten bij het vervullen van hun taak, omvat mogelijk ook aansprakelijkheid van de werkgever voor ingeleende krachten. Dat doet zich voor als een uitzendkracht als “ondergeschikte” wordt aangemerkt van de inlener (de werkgever die door de medewerker aangesproken wordt), een uitzendkracht die bij een uitzendbureau werd ingeleend (de formele werkgever). Spreekt een medewerker zijn werkgever aan voor fouten van een uitzendkracht, dan moet de werkgever in beginsel duidelijkheid geven over de vraag of de ingeleende kracht als “ondergeschikte” is aan te merken. Naast de inlener (werkgever) kan ook de uitlener (uitzendorganisatie) aansprakelijk zijn. Dat betekent doorgaans dat zowel de inlener als de uitlener aangesproken kunnen worden, hoewel de inlener meestal uiteindelijk de schade zal dragen (zie hierboven).
Naast het feit dat de schade is ontstaan door toedoen van een collega of ingeleende kracht, kan het zo zijn dat de schade niet (in die omvang) was ontstaan wanneer de werkgever zijn zorgplicht was nagekomen. De werkgever die bijvoorbeeld onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen, kan direct door de medewerker aangesproken worden (2.7.1.). Het is ook mogelijk dat de werkgever zijn zorgplicht heeft overgedragen aan een andere medewerker, die vervolgens namens de werkgever te kort schoot bij de uitvoering van die gedelegeerde verplichting (2.7.1.5.B.). Voorgaande is van belang, omdat wanneer de werkgever zijn zorgplicht niet nakomt, er niet snel rekening wordt gehouden met eigen schuld van de medewerker. De werkgever is voor de volle 100 % aansprakelijk, tenzij er spraken is van opzet of bewuste roekeloosheid van de medewerker. Dat betekent dat de werkgever volledig aansprakelijk is, behoudens voor zover de schuld van de medewerker zo groot is dat de schuld van de werkgever daarbij in het niet valt (2.7.1.5.D.).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 2 over veranderingen die zich in een dienstverband kunnen voordoen. U vindt hierin informatie over:
2.1. Verandering functie, vestigingsplaats, arbeidsduur, etc.
2.2. Ziekte en arbeidsongeschiktheid van de werknemer
2.3. Misdragingen, disciplinaire maatregelen (o.a. schorsing, waarschuwing)
2.4. Verlof (o.a. zwangerschap, zorgverlof, ouderschapsverlof).
2.5. Non-actief stellen van werknemers door de werkgever
2.6. (on)gelijke behandeling / discriminatie
2.7. Aansprakelijkheid voor schade van de werknemer of werkgever
2.8. Overgang van de onderneming en gevolgen voor het arbeidscontract
2.9. Overnemen van arbeidsovereenkomsten
2.10. Staking en andere collectieve acties
2.11. Conflicten tussen medewerkers onderling
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.