Hoofdstuk 2.7.3. Aansprakelijkheid werknemer tegenover werkgever
Uitvoering arbeidsovereenkomst?
Een medewerker kan de werkgever schade toebrengen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het wel en niet toebrengen van schade bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst (art 7:661 BW). Brengt de medewerker de werkgever schade toe waarbij hij niet wordt geacht de arbeidsovereenkomst uit te voeren, dan zal de medewerker hiervoor in beginsel zelf aansprakelijk zijn. De medewerker die niet opzettelijke handelde kan mogelijk een beroep doen op zijn WA-verzekering. Op schade toegebracht bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt hieronder ingegaan.
Het is niet altijd duidelijk wanneer er spraken is van uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Bij voorkeur wordt dit ruim uitgelegd, in de zin van schade toegebracht tijdens, bij of op het werk. In beginsel is er dan sprake van uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Het kan ook gaan om schade die tijdens pauzes wordt toegebracht, waarbij een medewerker op het werk aanwezig is. Uitvoering van de arbeidsovereenkomst kan zich eveneens voordoen als een medewerker zich met zaken bezig houdt, waarvoor hij niet in dienst is genomen en mogelijk ook geen beloning ontvangt, zoals het helpen van collega’s of het organiseren van een feest op het werk.
Schade tijdens het uitvoeren van de arbeidsovereenkomst
Naast het toebrengen van schade aan de werkgever zelf (art 7:661 BW), kan de medewerker ook schade toebrengen aan derden waarvoor de werkgever aansprakelijk wordt gesteld (2.7.2.). In veel gevallen hoeft de medewerker de schade niet aan de werkgever te vergoeden. De medewerker is wel aansprakelijk, wanneer er sprake is van opzettelijk handelen of nalaten of wanneer er sprake is van bewuste roekeloosheid. Bewuste roekeloosheid betekent, dat de medewerker overgaat tot risicovol gedrag, terwijl hij zich bewust is van het risico dat hij neemt. Zorgt een medewerker er niet voor dat bepaalde risico’s zijn uitgesloten, dan wil dat nog niet zeggen dat hij deze risico’s bewust accepteert. Het bewust zijn van het risico moet niet altijd te letterlijk opgevat worden, omdat het dronken achter het stuur plaatsnemen ook als bewuste roekeloosheid gezien kan worden. Onvoorzichtigheid op zich, zal doorgaans onvoldoende zijn om bewuste roekeloosheid aan te nemen.
Schriftelijk anders afspreken en verzekeren van het risico
Van bovenstaande kan in een schriftelijke overeenkomst afgeweken worden, waardoor de medewerker wel aansprakelijk is, op voorwaarde dat de medewerker zich verzekert tegen het risico dat hij loopt (art 7:661-2 BW). Brengt de verzekering met zich mee dat de medewerker eigenrisico draagt, dan is de medewerker voor dit bedrag dus niet verzekerd. Deze niet-verzekerde schade komt dan in beginsel voor rekening van de werkgever, tenzij de medewerker opzettelijk of bewust roekeloos handelde.
Uit de omstandigheden van het geval kan voortvloeien, dat de medewerker wel aansprakelijk is, ondanks dat dit niet schriftelijk overeengekomen is, of ondanks dat de medewerker voor dat risico geen verzekering heeft afgesloten. Dat doet zich slechts bij hoge uitzondering voor. Dat kan het geval zijn als een medewerker verwijtbaar schade veroorzaakt en bovendien heeft verzuimd om een verzekering af te sluiten, terwijl hij hiertoe wel gehouden was op grond van een schriftelijke overeenkomst. Daarnaast kan gedacht worden aan het verwijtbaar te kort schieten door de medewerker, terwijl de bijzondere aard van de arbeidsrelatie met zich meebrengt dat juist dit verzuim een (zeer) ernstige wanprestatie oplevert.
Voorgaande betekent dat caissières die bij de kassaopmaak met een tekort geconfronteerd worden, dit verschil slechts moeten aanvullen als de werkgever hun opzet of bewuste roekeloosheid kan aantonen. Zij zullen voor dat risico niet verzekerd zijn, terwijl uit de omstandigheden van het geval niet voortvloeit dat zij voor het tekort aansprakelijk zijn. Dit tekort kan meerdere oorzaken hebben waarbij de werkgever de caissière mogelijk geen enkel verwijt kan maken. Zelfs als vast komt te staan dat een caissière het geld verkeerd heeft teruggegeven, zal dit een fout zijn die, net als veel andere fouten van medewerkers, voor rekening van de werkgever komt.
Wie moet er met bewijzen komen?
Op de werkgever rust de bewijslast als hij stelt dat de medewerker schade heeft veroorzaakt waarvoor deze aansprakelijk is. Het gaat hier om een standaardregel voor de verdeling van de bewijslast, welke onderstreept wordt door het feit dat een medewerker niet aansprakelijk is, tenzij de medewerker met opzet of bewuste roekeloosheid deed of naliet. Dat betekent bijvoorbeeld dat wanneer een werkgever stelt dat de medewerker bepaalde bedragen heeft achtergehouden, het niet aan de medewerker is om te bewijzen dat hij het geld wel heeft afgegeven, maar de werkgever moet bewijzen dat de medewerker het geld heeft ontvangen en niet heeft afgedragen.
Dit hoofdstuk geldt op enigszins vergelijkbare wijze als een werkgever een ingeleende kracht aansprakelijk stelt voor schade die deze kracht de werkgever toebracht (7.).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 2 over veranderingen die zich in een dienstverband kunnen voordoen. U vindt hierin informatie over:
2.1. Verandering functie, vestigingsplaats, arbeidsduur, etc.
2.2. Ziekte en arbeidsongeschiktheid van de werknemer
2.3. Misdragingen, disciplinaire maatregelen (o.a. schorsing, waarschuwing)
2.4. Verlof (o.a. zwangerschap, zorgverlof, ouderschapsverlof).
2.5. Non-actief stellen van werknemers door de werkgever
2.6. (on)gelijke behandeling / discriminatie
2.7. Aansprakelijkheid voor schade van de werknemer of werkgever
2.8. Overgang van de onderneming en gevolgen voor het arbeidscontract
2.9. Overnemen van arbeidsovereenkomsten
2.10. Staking en andere collectieve acties
2.11. Conflicten tussen medewerkers onderling
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.