hoofdstuk 1.10.6. WW-experimenten
Voor of door invoering van de participatiewet zijn onderstaande werkgelegenheidsprojecten reeds vervallen, zie de inleiding bij hoofdstuk 1.10 (1.10)
Ter informatie wordt hieronder nog ingegaan op deze voormalige projecten.
Sluitende aanpak
Kenmerkend voor het beleid tot het terugdringen van werkloosheid is het bieden van extra bemiddeling voor groepen werklozen die deze extra ondersteuning nodig hebben, waarbij die bemiddeling op hun specifieke situatie wordt afgestemd. Deze extra bemiddeling wordt in beginsel reeds in het eerste jaar van werkloosheid aangeboden aan werklozen die in fase 2, 3 (en 4) zijn ingedeeld na de beoordeling van hun kansen op werk (1.9.1.). Het gaat om werklozen die volgens het arbeidsbureau extra ondersteuning nodig hebben om werk te vinden (fase 2 of 3), alsmede om werklozen die niet bemiddelbaar zijn maar wel beschikbaar zijn voor niet-regulier werk (fase 4). Een deel van deze groep werklozen is arbeidsgehandicapt, waardoor zij gebruik kunnen maken van de reïntegratie mogelijkheden van de Wet REA (1.10.4.). Een ander deel is jonger dan 23 jaar, welke jongeren werkervaring kunnen opdoen door zich te laten detacheren door een WIW-organisatie (1.10.2.), De groep werklozen die resteert, is volwassen (ouder dan 23 jaar) en niet arbeidsgehandicapt. Door voor deze groep eveneens extra bemiddeling te verzorgen in het eerste jaar van hun werkloosheid, krijgen zij ook “een sluitende aanpak”.
Volwassen werklozen die niet arbeidsgehandicapt zijn
Op grond van de Wet Experimenten WW komen volwassen werklozen in aanmerking voor bemiddelingstrajecten, tenminste als zij deze extra bemiddeling nodig hebben (fase 2, 3 en 4) en niet arbeidsgehandicapt zijn. Het bemiddelingstraject kan zien op arbeidstoeleiding, zoals het volgen van een bij-, her- of omscholing, opdoen van werkervaring of andere voorzieningen. Uiteindelijk dient het traject tot plaatsing te leiden, voornamelijk door het aanbieden van werk, waarbij obstakels worden weggenomen door bijvoorbeeld het verlenen van subsidie, het vergoeden van reiskosten, het regelen en betalen van kinderopvang, alsmede voorzieningen die dienen om beter te kunnen functioneren.
Uitvoering van de WW-experimenten
Financiering van deze extra bemiddeling gebeurt (voornamelijk) door uitvoeringsinstellingen. Deze uitvoerders en de overheid hebben er belang bij dat een werkloze werk vindt, aangezien er dan niet meer een beroep op uitkeringsgelden wordt gedaan. Daarom kopen uitvoeringsinstelling bemiddelingstrajecten en bemiddelingsactiviteiten in bij de arbeidsvoorziening en andere bemiddelaars zoals uitzendbureaus. Gemiddeld kost een traject ruim € 3630.24 euro, hoewel de inhoud van een traject en daarmee de prijs sterk kan verschillen. De concrete invulling van een bemiddelingstraject voor een werkloze is in eerste instantie afhankelijk van de beperkingen die de werkloze ondervindt. Bij het oplossen van die beperkingen wordt er gekeken naar de verschillende mogelijkheden die er zijn.
Bij het aanbieden van een traject kan er mogelijk ook gebruik gemaakt worden van verschillende proefprojecten die in de komende 4 jaar (tot juli 2003) lopen. Succesvolle WW-experimenten (AWF-experimenten) worden waarschijnlijk voor langere tijd voortgezet, door die regelingen een min of meer vaste plaats te geven binnen de WW-wetgeving.
Proefproject: Proefplaatsing WW (art 130a WW)
Dit project kan aan ongeveer 1000 werklozen de kans geven om met behoud van uitkering voor maximaal 3 maanden bij een werkgever te gaan werken. De werkgever betaalt geen loon, zodat er tijdens de proefplaatsing geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat betekent ook dat “ontslag” tijdens die proefplaatsing niet tot verwijtbare werkloosheid kan leiden, zodat de werknemer zijn recht op een WW-uitkering behoudt (3.7.2.). Gedurende de proefplaatsing hoeft de medewerker niet naar ander werk te zoeken om zijn recht op uitkering veilig te stellen (3.7.2.). Om misbruik van de proefplaatsing tegen te gaan wordt de eis gesteld dat er een reële kans op regulier werk bestaat. De werkgever dient aan te geven dat hij na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst zal aangaan, als de plaatsing goed verloopt. Zij dienen daarbij een arbeidsovereenkomst op het oog te hebben, welke minimaal 6 maanden of voor onbepaalde tijd gaat duren, waarvan de werkweek ten minste gelijk is aan de werkweek tijdens de proefplaatsing.
Proefproject: Loonsuppletie (art 130b WW)
Door het vinden van passend werk eindigt het recht op een WW-uitkering. De situatie kan zich voordoen dat een medewerker werk wil aanvaarden, maar daarbij een financiële drempel ondervindt, doordat hij voor dat werk minder loon krijgt, dan hij aan WW-uitkering ontvangt. De WW-uitkering kan bijvoorbeeld hoger zijn doordat het is gebaseerd op beter betaald werk van een hoger niveau of werk in een andere sector. Een werkloze is niet verplicht om werk te aanvaarden, waarmee hij minder loon ontvangt dan de WW-uitkering die hij daardoor kwijt raakt. Voor dit project komen geen medewerkers in aanmerking die ook nog een andere dienstbetrekking hebben of daarnaast werken als zelfstandige.
Teneinde de financiële drempel te verlagen, kunnen ongeveer 1000 medewerkers in aanmerking komen voor loonsuppletie. Dan dient de medewerker wel werk te aanvaarden voor minimaal 12 uur per week, waarvoor hij minder loon krijgt dan hij aan WW-uitkering ontvangt. Hij krijgt dan een aanvulling op zijn loon van de uitvoeringsinstelling tot aan het uitkeringsniveau, dat is het verschil tussen het loon en de WW-uitkering. Door overwerk en andere redenen kan het loon van de medewerker in een bepaalde periode stijgen, waardoor er minder aanvulling nodig is om aan het uitkeringsniveau te komen. Mogelijk komt de medewerker tijdelijk met zijn loon dicht bij of zelfs boven het uitkeringsniveau. De aanvulling wordt niet uitbetaald als deze te gering is. Dat doet zich voor als de aanvulling niet meer bedraagt dan 1/8 deel van het minimumloon (4.1.6.). De aanvulling komt volledig te vervallen, wanneer de medewerker over dertien weken geen recht op aanvulling had, omdat hij dan geacht wordt structureel voldoende te verdienen.
Proefproject: preventie bij collectief ontslag (art 130c WW)
Dit project dient werkloosheid te voorkomen. Het geldt voor medewerkers die dreigen werkloos te worden door collectief ontslag, binnen 4 maanden. Deze preventieve aanpak, onderscheidt zich van de meeste andere werkgelegenheidsprojecten waarbij de uitvoeringsinstelling is betrokken. Opvallend is verder dat de doelgroep ook medewerkers omvat die goed bemiddelbaar zijn. Doordat deze proef in feite ziet op outplacement, wordt dit project bij dat onderwerp nader uitgewerkt (7.).
Proefproject: verruiming scholingsmogelijkheden
Met experimenten wordt onderzocht of het verruimen van de scholingsmogelijkheden leidt tot minder werklozen en / of een grotere uitstroom uit de WW. Deze verruiming geldt voor opleidingen onder HBO-niveau, voor werklozen die vallen onder fase 2, 3 of 4 (1.9.1.). Fase-1-werklozen komen daarvoor slechts in aanmerking als zij herhaaldelijk werkloos dreigen te worden en waarschijnlijk geen duurzame plek op de arbeidsmarkt weten te veroveren zonder scholing. De mogelijkheden voor scholing worden verruimd door bijvoorbeeld beroepsopleidingen van maximaal twee jaar toe te staan. Verruiming kan er ook in bestaan, door productieve arbeid toe te laten tot maximaal 80 % van de opleidingstijd (bijv. 4 dagen werken, 1 dag school). Om voor het proefproject in aanmerking te komen, wordt mogelijk wel de voorwaarde gesteld dat de werkgever een intentieverklaring ondertekend. Daarmee zegt hij toe, dat hij met de medewerker een arbeidscontract aangaat voor minimaal 6 maanden wanneer degene slaagt voor de opleiding (inclusief de stage).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 1 over het aangaan van de arbeidsovereenkomst en de rechten en plichten die hierdoor ontstaan. U vindt in dit deel informatie over:
1.1. Wat is een arbeidsovereenkomst en welke contracten zijn er?
1.2. Tot stand komen van de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer
1.3. Inhoud van de arbeidsovereenkomst (o.a. contract bepaalde tijd, concurrentiebeding, proeftijd, nevenwerk, boetebeding, geheimhouding, detachering)
1.4. Rechten en plichten door aangaan arbeidscontract
1.5. Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
1.6. Reglement / personeelshandboek
1.7. Verrichten van werk door vreemdelingen
1.8. Medewerkers in dienst van een maatschap of vennootschap
1.9. Arbeidsbemiddeling door het UWV
1.10. Stimulerende maatregelen voor werklozen
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.