Hoofdstuk 5.1.5.1. Het vragen en geven van advies
Een ondernemer (rechtspersoon) wordt vertegenwoordigd door een persoon die in de onderneming de hoogste zeggenschap uitoefent; de bestuurder(s) (5.1.1.1.). Deze bestuurder dient namens de ondernemer schriftelijk advies te vragen aan de ondernemingsraad over bepaalde besluiten (art 25-1 WOR). Hierbij gaat het om voorgenomen besluiten die van belang zijn voor de onderneming waarvoor de ondernemingsraad is ingesteld. De raad behartigt de belangen van de onderneming, wat met zich meebrengt dat ook besluiten zonder directe gevolgen voor medewerkers adviesplichtig kunnen zijn. Bij zijn advies zal de raad echter in het bijzonder aandacht besteden aan de mogelijke personele consequenties van het voorgenomen besluit. Voordat de raad een advies uitbrengt vindt er overleg plaats. Bij deze overlegvergadering zijn mogelijk derden aanwezig, zoals een lid van de raad van commissarissen of bestuurders van een moedermaatschappij (5.1.4.).
Voorgenomen besluit
Van een voorgenomen besluit is slechts sprake, als het bestuur dusdanig geïnformeerd is over het besluit dat zij de verschillende alternatieven kan overzien en daarmee tot het voornemen komt om het besluit te nemen (5.1.5.4.).
Andere voorgenomen besluiten
Van een voorgenomen besluit is ook sprake, als het voorgenomen besluit een onderdeel is van een groter geheel, terwijl de ondernemer verzuimt daarover advies te vragen. Zoals een omvangrijk project dat bestaat uit het aantrekken van een krediet of een emissie van aandelen, opdat de organisatie kan investeren.
Wordt een voorgenomen besluit gepresenteerd als een “proef”, dan is er toch sprake van een voorgenomen besluit, als de organisatie de gevolgen niet kan terugdraaien en er geen besluit tot voortzetten of terugdraaien kan of zal volgen.
Geen (voorgenomen) besluit
Een voorgenomen besluit doet zich niet voor, als er geen besluit (tot ingrijpen) wordt genomen, bijvoorbeeld wanneer het bestuur er niet toe overgaat om bepaalde goederen in productie te nemen. Enigszins vergelijkbaar en daarmee ook niet adviesplichtig is het intrekken van een nog niet uitgevoerd besluit of het niet geven van uitvoering aan een besluit. Daarnaast is er ook geen voorgenomen besluit, als het gaat om een proef, daar deze niet altijd gevolgd wordt door een besluit om het geteste op grote schaal in te voeren. Ook het “besluit” om de proef te stoppen of niet in te voeren is geen voorgenomen besluit.
Vragen van advies over voorgenomen besluiten tot;
- Overdracht zeggenschap over de onderneming of een onderdeel daarvan (A.).
- Het vestigen, overnemen of afstoten van een andere onderneming (B.).
- Aangaan, verbreken, wijzigen van samenwerking met andere onderneming (B.).
- Beëindigen werkzaamheden van (belangrijk deel) van de onderneming (C.).
- Belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming (D.).
- Belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming, dan wel in de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming (E.).
- Wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent (F.)
- Groepsgewijze werven of inlenen van arbeidskrachten (G.).
- Het doen van een belangrijke investering voor de onderneming (H.).
- Aantrekken van een belangrijk krediet voor de onderneming (I.)
- Het verstrekken van een belangrijk krediet aan een andere ondernemer (J.)
- Invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening (K.)
- Het treffen van een belangrijke maatregel in verband met milieu (L.).
- vaststellen van een regeling tot het zelf dragen van het risico tot doorbetaling van de WAO-/WIA-uitkeringen bij langdurige arbeidsongeschiktheid van werknemers (M.)
- Het verstrekken en het formuleren van een aan een externe deskundige gericht verzoek om een advies uit te brengen over de voorgaande aangelegenheden (N.).
- Benoeming of ontslag van de bestuurder van de onderneming (O.).
- Het vervullen van een instroom- of doorstroombaan. Bijzonder is dat de werkgever een positief advies van de raad nodig heeft, als hij dergelijke gesubsidieerde arbeid in zijn onderneming wil realiseren (1.10.1.). Het stellen van de voorwaarden dat er positief advies nodig is, is vergelijkbaar met het voorschrijven van het vragen van instemming. Ook voor het realiseren van WIW-plaatsen dient de werkgever overeenstemming (dus instemming) met de raad te bereiken (1.10.2.).
Besluit en uitvoering
In beginsel wordt er niet alleen advies gevraagd over het besluit op zich, maar ook over de wijze waarop het besluit wordt uitgevoerd. Richt de adviesaanvraag zich eerst op het besluit zelf, dan dient later advies gevraagd te worden over de wijze van uitvoering. Het bestuur kan met de ondernemingsraad afspraken maken over het tijdstip waarop er nader om advies wordt gevraagd (art 25-6 WOR). Bij grootschalige veranderingen wordt er vaak een projectplan opgesteld, dat bestaat uit verschillende deelprojecten, welke dient om de voortgang van het project te bewaken. De ondernemer kan met de ondernemingsraad tijdstippen afspreken waaraan partijen gebonden zijn. Zoals de dagen waarvoor de benodigde informatie wordt aangeboden, de datums van de overlegvergaderingen en de uiterste dagen waarop de verschillende adviezen gegeven worden.
Ondernemingsraden bij de overheid en “het primaat van de politiek”
Nu ook aan ondernemingsraden bij de overheid een adviesrecht toekomt, werd een regeling noodzakelijk geacht die voorkomt dat deze ondernemingsraden zich te veel mengen in politieke afwegingen (art 46d sub B WOR). Dit wordt het primaat van de politiek genoemd, oftewel een beperking van de rechten van de ondernemingsraad, om aantasting te voorkomen van de vrijheid van de overheid in haar politieke belangenafweging. Dat betekent dat bij beslissingen die worden genomen door overheidsorganen die door burgers worden gekozen, dat er naast deze democratische controle, er geen ruimte behoort te zijn voor een adviesrecht van een eventueel betrokken ondernemingsraad. Daardoor zijn onder andere besluiten van de Eerste en Tweede kamer, van Provinciale staten, van Gemeenteraden en van Waterschappen nooit adviesplichtig.
Voor overheidsorganen die niet-democratisch gecontroleerd worden geldt dat zij in beginsel advies moeten vragen, maar in bepaalde omstandigheden zich kunnen beroepen op het primaat van de politiek. In die gevallen ontkomen zij aan een adviesaanvraag van een betrokken ondernemingsraad. Dit beroep op het primaat van de politiek dient niet zo ver te gaan dat het recht op overleg en het adviesrecht wordt uitgehold. Een restrictieve uitleg van de beperking brengt met zich mee dat er een adviesrecht en overlegrecht bestaat, tenzij het overheidsorgaan kan aantonen dat:
- het besluit een uitvoering is van een op grond van een wet opgedragen taak, en
- het daarbij gaat om het vaststellen van het ondernemingsbeleid, vaststellen van een taak of uitvoering daarvan, alsmede dat
- er bij dat besluit beslissingen van politieke aard worden genomen (waarbij kennelijk geen ruimte dient te bestaan voor inmenging door een ondernemingsraad).
Een beroep op het primaat van de politiek door niet-democratisch gecontroleerde overheidsorganen gaat niet op, voorzover het besluit gevolgen heeft voor de werkzaamheden van de personeelsleden. Oftewel voor dat deel van het besluit bestaat er steeds overleg- en adviesrecht. Er wordt dan advies gevraagd over de “gevolgen” van het besluit, waarbij voornamelijk gedacht wordt aan gevolgen als het veranderen van: “wie, werkt waar, onder welke omstandigheden, tegen welke voorwaarden en op wat voor arbeidstijden”. In dit geval staat dus niet zo zeer het (doel van het) besluit ter discussie, maar meer de concrete uitvoering van dat besluit (dus hoe dat doel bereikt wordt). Het overleg- en adviesrecht kan ook opgaan voor delen van het besluit welke min of meer op zich staan en welke niet overwegend politiek geladen zijn. Aan het primaat van de politiek kan in dergelijke situaties voorbij gegaan worden, daar een vrije politieke belangenafweging terzake niet (snel) in het gedrang komt.
Gaat de ondernemingsraad in beroep tegen het besluit bij de ondernemingskamer, dan speelt de vraag of het overheidsorgaan in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen. Daarbij wordt er niet getreden binnen de beleidsvrijheid van dat orgaan, dus het oordeel ziet niet op de (politieke) doelmatigheid van het besluit. De toetsing ziet op de vraag of het besluit op een behoorlijke wijze tot stand is gekomen. Niet alleen de ondernemingsraad, ook de rechter behoort zich niet te mengen in het (politieke) proces waarmee het overheidsorgaan tot besluiten komt. Dat kan betekenen dat wanneer het orgaan onzorgvuldig handelde, het besluit toch in stand blijft. Het orgaan wordt dan wel verplicht om alsnog advies te vragen (op grond van de WOR), welk advies er eventueel toe kan leiden dat het overheidsorgaan er zelf toe overgaat om het besluit en/of de gevolgen daarvan te veranderen.
Een beroep op het primaat van de politiek staat niet open voor organisaties die niet (zonder meer) als overheidsorgaan zijn aan te merken. Dat betekent dat non-profit organisaties, zelfstandige bestuursorganen of organisaties die tot de semi-overheid behoren, onverkort aan de Wet op de Ondernemingsraden zijn gebonden, inclusief het overleg- en adviesrecht.
A. Overdracht van de zeggenschap
In geval van overdracht van de zeggenschap over de onderneming dient het bestuur de ondernemingsraad om advies te vragen (art 25-1 sub a WOR). Overdracht van de zeggenschap kan zich in verschillende gedaantes voordoen.
Overgang van de onderneming
Draagt een ondernemer de onderneming over, dan krijgen de medewerkers te maken met een andere werkgever, doordat zij van rechtswege mee overgaan naar de overnemer van de onderneming (2.8.).
Overdracht in geval van fusie of afsplitsing
Het veranderen van de (rechts)persoon die de zeggenschap heeft kan zich zeer goed voordoen, als de onderneming wordt betrokken bij een fusie of afsplitsing, bijvoorbeeld wanneer de onderneming wordt overgedragen (2.8.) of indien de aandelen in een andere rechtspersoon worden ingebracht.
Overgang zeggenschap door aandelentransacties
Het is mogelijk dat de werkgever hetzelfde blijft, terwijl de zeggenschap over de onderneming wordt overgedragen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de persoon die de zeggenschap (meerderheid aandelen) in de rechtspersoon heeft, deze overdraagt aan een ander die daarmee de zeggenschap verkrijgt. Dan blijft de rechtspersoon de werkgever, hoewel de zeggenschap over de rechtspersoon is verschoven naar een andere aandeelhouder. Dit geldt ook wanneer de aandelen in een rechtspersoon (dochter) door een andere rechtspersoon worden gehouden (moeder), terwijl de moeder de zeggenschap over de dochter aan een derde wil overdragen. Voorgaand brengt met zich mee dat het bestuur van de onderneming (de ondernemer) de ondernemingsraad om advies vraagt namens de overdrager (de aandeelhouder) die het voornemen heeft om de zeggenschap aan een ander over te dragen.
B. Andere relatie met andere onderneming
De ondernemer kan een andere onderneming vestigen, overnemen of afstoten, waarbij de ondernemer de zeggenschap krijgt. Het is ook mogelijk dat de ondernemer duurzaam met een andere onderneming gaat samenwerken, een duurzame samenwerking verbreekt of in belangrijke mate wijzigt. Aan de basis van deze wijzigen van de samenwerking kan staan, dat er een belangrijke financiële deelneming plaatsvindt of de deelneming juist wordt afgestoten. “Belangrijk” is datgene wat gezien zijn belang als bijzonder is aan te merken voor de onderneming.
Als het voornemen bestaat om dergelijke besluiten te nemen, dan moet de bestuurder de ondernemingsraad om advies vragen (art 25-1 sub b WOR). Het is evenwel niet de bedoeling dat de raad en ondernemer in overleg treden over besluiten die van weinig betekenis zijn voor de onderneming in algemene zin. Besluiten die geen direct gevolg hebben voor medewerkers in de onderneming kunnen ook adviesplichtig zijn, bijvoorbeeld als het besluit belangrijke financiële consequenties heeft.
Andere relatie met buitenlandse onderneming
Is de andere onderneming in het buitenland gevestigd, dan hoeft er niet altijd advies gevraagd te worden. Dat is alleen nodig als het redelijkerwijze te verwachten is dat het voorgenomen besluit gevolgen zal hebben voor de onderneming in Nederland (de onderneming waar de ondernemingsraad voor ingesteld is) (art 25-1 slotzin WOR). Bij deze redelijkerwijze te verwachten gevolgen moet het gaan om:
- de beëindiging, van de werkzaamheden van een (onderdeel) onderneming, of
- een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden in de onderneming, dan wel
- een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming of de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming, of
- een wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent.
C. Sluiten van (een deel van) de onderneming
Heeft het bestuur het voornemen om de onderneming of onderdeel daarvan te sluiten, dan moet zij de ondernemingsraad hierover om advies vragen (art 25-1 sub c WOR). In veel gevallen zal er sprake zijn van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een groep medewerkers (3.4.5.).
D. Belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging
Het besluit van het bestuur waardoor de werkzaamheden van de onderneming, “belangrijk” worden uitgebreid, ingekrompen of anderszins gewijzigd, kan slechts genomen worden, nadat de ondernemingsraad hierover een advies heeft gegeven (art 25-1 sub d WOR).
Het moet gaan om een “belangrijke” verandering voor de omvang of de aard van de werkzaamheden. Wat is echter als belangrijk aan te merken?
- Wat belangrijk is wordt getoetst aan de omvang en de aard van de activiteiten van de onderneming. Voor een grote onderneming heeft “belangrijk” daarom een ander betekenis als voor een kleine onderneming. Belangrijke wijziging van de aard van de werkzaamheden zal zich bij een gespecialiseerde onderneming sneller voordoen, dan bij een onderneming met uiteenlopende activiteiten.
- Een besluit dat dagelijks genomen wordt is niet als belangrijk aan te merken. Echter, niet ieder bijzonder besluit is belangrijk daar de gevolgen van het besluit van weinig betekenis kunnen zijn voor (de aard van de werkzaamheden van) de onderneming.
- Het is niet mogelijk om een voorgenomen besluit met belangrijke gevolgen te splitsen in deelbesluiten met slechts beperkte gevolgen. De diverse besluiten worden als één voorgenomen besluit aangemerkt dat als geheel als belangrijk is aan te merken.
E. Belangrijke wijziging in de organisatie
Het bestuur vraagt advies over een voorgenomen besluit dat een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming met zich meebrengt, dan wel een belangrijke wijziging betreft van de verdeling van de bevoegdheden (art 25-1 WOR).
Een belangrijke wijziging in de organisatie wordt in eerste instantie gedacht aan reorganisaties, niet zijnde een belangrijke inkrimping, wijziging of uitbreiding van de werkzaamheden van de organisatie (D.). Ook het veranderen van de functiebeschrijvingen van medewerkers kan een belangrijke wijziging in de organisatie zijn (6.3.8.2.). Een besluit tot wijziging van de statuten van de rechtspersoon (de ondernemer) is dat doorgaans niet. Dat is anders, wanneer daarmee een belangrijke wijziging in de bevoegdheidsverdeling in de onderneming plaatsvindt. Zo zal er advies gevraagd moeten worden over een besluit tot het instellen of afschaffen van een structuurregeling (5.1.11.4.).
Ook hier speelt de vraag wat er onder een “belangrijke” wijziging of verdeling wordt verstaan:
- Wat belangrijk is hangt af van de aard en omvang van de organisatie. Voor een grote organisatie heeft “belangrijk” daarom een ander betekenis, dan voor een kleine organisatie. Dat betekent dat een reorganisatie van een bepaalde omvang bij een grote organisatie minder snel als belangrijk is te zien. In dergelijke organisaties zijn bepaalde besluiten minder snel als bijzonder aan te merken.
- Een besluit is niet belangrijk omdat een bepaald persoon (bestuurder) het besluit neemt. Dat een besluit belangrijker is wordt gemeten naar de (mogelijke) gevolgen van het besluit, mede gelet op het aantal betrokken medewerkers. De kans bestaat dat bepaalde belangrijke en daarmee adviesplichtige besluiten worden genomen door anderen in de organisatie en dus niet door het bestuur zelf. Dit doet zich veel voor, als de besluitvorming in belangrijke mate is gedecentraliseerd. Dan wordt het voornemen om het besluit te nemen toegerekend aan het bestuur, dat namelijk eind-verantwoordelijk is en daarmee om advies dient te vragen.
- Een besluit dat dagelijks genomen wordt is niet als belangrijk aan te merken. Daar tegenover staat niet dat ieder bijzonder besluit belangrijk is, aangezien de gevolgen van het besluit van weinig betekenis kunnen zijn voor de organisatie van de onderneming.
- Het is niet mogelijk om een voorgenomen besluit met belangrijke gevolgen te splitsen in deelbesluiten met slechts beperkte gevolgen. De deelbesluiten worden als één voorgenomen besluit aangemerkt dat als geheel als belangrijk is aan te merken.
F. Wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent
Het bestuur vraagt advies bij een wijziging van de vestigingsplaats van (een onderdeel van) de onderneming (art 25-1 sub f WOR). Het is echter niet de bedoeling dat er overleg plaatsvindt over iedere verhuizing, daar deze van weinig betekenis kan zijn.
G. Groepsgewijs werven of inlenen van arbeidskrachten
Adviesplichtig is het besluit om activiteiten te ontplooien die dienen om een groep medewerkers te werven, dat bijzonder is aangezien het afwijkt van de gebruikelijke wijze van werven in de organisatie. Gaat een ondernemer dergelijke activiteiten vaker ondernemen, dan is dat een wijziging van het aanstellingsbeleid, waarbij de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft (5.1.6.).
Het sluiten van een overeenkomst met een uitzendbureau om individuele medewerkers in te lenen is niet adviesplichtig. Dit kan evenwel gaan om een wijziging in het aanstellingsbeleid dat wel de instemming van de ondernemingsraad nodig heeft (5.1.6.). Het advies moet wel gevraagd worden voor de opdracht, welke afwijkt van het aanstellingsbeleid, gericht aan het uitzendbureau om te zorgen voor een bepaalde groep uitzendkrachten voor bepaalde werkzaamheden (art 25-1 sub g WOR).
H. Doen van een belangrijke investering
Bepaalde investeringen kunnen een (zware) last op een onderneming leggen, waardoor het voorgenomen besluit om belangrijke investeringen te doen adviesplichtig is (art 25-1 sub h WOR).
Het moet gaan om investeringen voor de onderneming zelf, die bovendien belangrijk zijn. Belangrijk is een besluit, wanneer het belang het besluit bijzonder maakt. Wat belangrijk is hangt af van de omvang en de aard van activiteiten in de onderneming. Een bepaalde investering in machines en gebouwen kan voor een grote onderneming niet en voor een kleine onderneming weer wel belangrijk zijn. Echter, niet iedere bijzondere investering is tegelijk belangrijk daar een bijzondere investering van weinig betekenis kan zijn. Een investering kan belangrijk zijn ook al heeft de investering geen directe gevolgen voor een groep medewerkers.
Het is niet mogelijk om een voorgenomen besluit dat een belangrijke investering is, te splitsen in deelbesluiten die zien op kleine investeringen. De besluiten worden dan als één voorgenomen besluit aangemerkt dat in zijn geheel een belangrijke investering is.
I. Aantrekken van een belangrijk krediet
Naast het doen van belangrijke investeringen kan ook het aantrekken van een belangrijk krediet voor de onderneming een zware last op de onderneming leggen (art 25-1 sub i WOR).
Het aantrekken van een krediet voor de onderneming is adviesplichtig, als het als “belangrijk” is te zien. Wat belangrijk is hangt af van de omvang en de aard van de onderneming. Het besluit dat door de ene organisatie bijna dagelijks wordt genomen kan voor de andere organisatie een bijzonder en belangrijk besluit zijn. De vraag of aantrekken van krediet belangrijk is hangt niet af van de vraag of het wel of niet verkrijgen van het krediet direct gevolgen heeft voor medewerkers in de onderneming.
Verder is van belang hoe de financiële situatie van de onderneming is. Verkeert de onderneming in zwaar weer, dan zal de bank meer zekerheden en een hogere rente verlangen waardoor het krediet sneller als belangrijk is te zien. Van het aantrekken van een belangrijk krediet kan ook sprake zijn als het krediet door diverse partijen wordt verstrekt.
J. Het verstrekken van een belangrijk krediet
Begin 1998 is artikel 25 lid 1 uitgebreid met lid j:
“Het verstrekken van een belangrijk krediet en het stellen van zekerheid voor belangrijke schulden van een andere ondernemer, tenzij dit geschiedt in de normale uitoefening van werkzaamheden in de onderneming” (art 25-1 sub j WOR)
Het gaat hier om twee verschillende besluiten. Enerzijds het geven van een belangrijke lening aan een ander, waarbij de ondernemer het risico loopt dat de ander de lening niet terugbetaald. Anderzijds om het verschaffen van zekerheid voor een ander, waarbij de ondernemer het risico loopt dat de ander zijn verplichting niet nakomt tegenover een derde die vervolgens de ondernemer aanspreekt doordat de deze zekerheid heeft verschaft. Het verschaffen van zekerheid voor een ander is het risico lopen voor een ander die zelf te weinig zekerheid kan bieden. Daartoe zal de ondernemer slechts overgaan, wanneer hij bepaalde banden met die ander heeft, bijvoorbeeld als het gaat om een dochteronderneming waarvan de ondernemer dus (mede) eigenaar is.
Ook hier speelt de vraag wat “belangrijk” is. Dit hangt af van de omvang en de aard van de onderneming. Het besluit dat door de ene organisatie bijna dagelijks wordt genomen kan voor de andere organisatie een bijzonder en belangrijk besluit zijn. Belangrijk kan een besluit ook zijn, als het openbaren van het risico dat de ondernemer loopt, geen directe gevolgen heeft voor medewerkers in de onderneming.
De zinsnede “tenzij dit geschiedt in de normale uitoefening van werkzaamheden in de onderneming” ziet in het bijzonder op instellingen als banken en verzekeringsmaatschappijen bij wie voorgaande tot de dagelijkse praktijk behoort.
K. Invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening
Technologische veranderingen hoeven niet altijd gevolgen te hebben voor de omvang van de onderneming (sub d) en hebben ook niet altijd een wijziging in de organisatie tot gevolg (sub e.). Dat neemt niet weg dat deze wijzigingen ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het personeel, waardoor de invoering van dit adviesrecht voor de ondernemingsraad is te verdedigen. Overigens is het voor de vraag wat “belangrijk” is niet doorslaggevend dat deze veranderde technologische voorziening belangrijke (directe) gevolgen heeft voor medewerkers. Ook zonder dat deze gevolgen aanwezig of aantoonbaar zijn kan het besluit belangrijk en daarmee adviesplichtig zijn (art 25-1 sub k WOR).
L. Treffen belangrijke maatregel in verband met milieu
Naast sub j, k en m is in 1998 sub l ingevoegd in lid 1 van artikel 25:
“Het treffen van een belangrijke maatregel in verband met de zorg van de onderneming voor het milieu, waaronder begrepen het treffen of wijzigen van een beleidsmatige, organisatorische en administratieve voorziening in verband met het milieu”
Steeds vaker kiezen organisaties voor een aanpak waarbij zij de zorg voor het milieu en arbeidsomstandigheden combineren met activiteiten die tot verbetering van de kwaliteit van producten en diensten dienen te leiden. Bij de zorg voor betere arbeidsomstandigheden spreekt het belang van de ondernemingsraad en arbocommissie voor zich. Datgene wat een uitvloeisel is van de zorg voor een betere kwaliteit van producten en diensten is niet advies of instemmingsplichtig. Dit ligt te zeer op het terrein van het bestuur daar verbeteren van producten en diensten een direct uitvloeisel is van de door de het bestuur uitgestippelde strategie. Gaan deze verbeteringen tot belangrijke wijzigingen in de omvang of aard van de organisatie leiden, dan dient het bestuur hierover wel advies te vragen (E.).
Wat een zorg voor een ieder dient te zijn is de zorg voor het milieu, waardoor ook de raad hier zijn invloed kan laten gelden. De organisaties die werkelijk aan het milieu, arbeidsomstandigheden en kwaliteit willen werken kunnen er niet om heen om deze zorg bij iedere medewerker tot leven te wekken en in goede banen te leiden. Ieder individu in de organisatie dient zich bewust te zijn van dit gemeenschappelijk belang om zo een gezamenlijke inspanning te leveren. Hierover overeenstemming bereiken met de ondernemingsraad (arbocommissie) is daarbij voor het bestuur één van de eerste stappen.
Om milieuvriendelijke investeringen te stimuleren bestaat er de Vamil-regeling, dat is een fiscale regeling waarbij bepaalde investeringen willekeurig afgeschreven kunnen worden. Normaal gesproken worden de afschrijvingen van investeringen verspreid over meerdere jaren, waardoor de winst in de loop der jaren wordt gedrukt. De organisatie geniet voordeel wanneer de investeringen willekeurig (eerder en ineens) ten laste van de winst gebracht kunnen worden. Dit kan voor investeringen die staan op de “Milieulijst 2000”, waarbij het gaat om niet gebruikelijke investeringen, welke duidelijk beter zijn voor het milieu of duidelijk minder energie verbruiken (Staatscourant 1999, nr. 250). De belastingplichtige (werkgever) dient wel een verklaring van het ministerie van Economische Zaken te vragen, waarmee vast komt te staan dat de investering willekeurig afgeschreven kan worden.
Voor energiezuinige bedrijfsmiddelen bestaat er bovendien de “EIA-regeling”, dat is de regeling voor energie-investeringsaftrek. Door te investeren in bedrijfsmiddelen die op de “Energielijst” staan, kan de ondernemer minimaal 40 % van de investeringskosten van de winst aftrekken, waardoor dat deel belastingvrij is.
M. Eigen-risico-dragen
Een medewerker die arbeidsongeschikt wordt krijgt over de eerste 52 weken het loon doorbetaald door de werkgever. Na die periode komt hij mogelijk in aanmerking voor een WAO-/WIA-uitkering, dat hij aanvraagt bij de uitvoeringsinstelling voordat er 9 maanden verstrijken. De uitvoeringsinstelling zal die medewerker keuren en de mate van arbeidsongeschiktheid vaststellen, waarvan de uitkering afhankelijk is. Het is mogelijk dat de werkgever een eigen-risico-drager wordt of is geworden. Dat betekent dat hij het risico op zich neemt om bij langdurige arbeidsongeschiktheid de WAO-/WIA-uitkering aan de medewerker uit te betalen, voor maximaal vijf jaar. Dit nadeel wordt gecompenseerd doordat de werkgever minder WAO-/WIA-premie betaalt. Op het eigen-risico-dragen gaat hoofdstuk 2.2. nader in (2.2.5.2.).
Tot nu toe zijn het vooral grote ondernemingen die voor het eigen-risico-dragen hebben gekozen. Door hun omvang kennen zij een minder variabel percentage arbeidsongeschikten. Wil het bestuur tot het eigen-risico-dragen wil overgaan, dan dient de ondernemingsraad om advies gevraagd te worden over het vaststellen van deze regeling (art 25-1 sub M WOR).
N. Vragen van advies door bestuur aan externe deskundige
De ondernemingsraad brengt advies uit over het voorgenomen besluit om een externe deskundige in te schakelen (art 25-1 sub n WOR). Dit geldt alleen, als deze adviseur zich buigt over aangelegenheden waarvoor de ondernemingsraad advies uitbrengt zodra het bestuur een voornemen heeft een besluit hierover te nemen.
Dit advies geldt voor de keuze van de adviseur op zich, alsmede over de formulering van het onderwerp en vragen waarover advies gevraagd wordt. Wordt er met externe deskundige slechts oriënterend contact onderhouden, dan zal het vragen van advies nog niet nodig zijn.
O. Ontslag of benoeming van een bestuurder van de onderneming
De ondernemer (bestuurder) vraagt advies aan de ondernemingsraad voordat hij overgaat tot het benoemen of ontslaan van een bestuurder (of bestuurders) (art 30 WOR). Dit advies hoeft hij niet te vragen, wanneer de bestuurder met de beëindiging van het arbeidscontract instemt (3.2.).
De “ondernemer” is te zien als een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die één of meerdere ondernemingen in stand houdt. In deze ondernemingen heeft een bestuurder de leiding, dat niet altijd de persoon is die de ondernemer (rechtspersoon) vertegenwoordigd.
Een voorbeeld
Een rechtspersoon (ondernemer) houdt twee ondernemingen in stand, welke strikt gescheiden worden en bijvoorbeeld onder een eigen naam en op een eigen vestigingsplaats werken. Er zijn drie bestuurders die de rechtspersoon vertegenwoordigen waarvan twee bestuurders bovendien zelfstandig de leiding in één van de twee ondernemingen hebben. Binnen het bestuur van de rechtspersoon zitten dan twee bestuurders van ondernemingen. Het gaat om de personen die de hoogste zeggenschap in de onderneming hebben en daar de gang van zaken behoorlijk kunnen beïnvloeden.
Procedure
De bestuurder vraagt namens de algemene vergadering van aandeelhouders of raad van commissarissen advies over het voorgenomen besluit om een bestuurder (mogelijk hij zelf of andere bestuurder) te ontslaan of te benoemen. Deze adviesaanvrage wordt gemotiveerd en er vindt over deze aangelegenheid minimaal één keer overleg plaats, waarbij of waarna de ondernemingsraad zijn advies uitbrengt. Het uiteindelijke besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders of raad van commissarissen kan afwijken van het advies van de ondernemingsraad. Dan wordt dit gemotiveerd en door de ondernemer schriftelijk aan de ondernemingsraad medegedeeld (art 30-2 en 3 WOR).
Geen beroep bij de ondernemingskamer
Tegen het besluit kan de ondernemingsraad niet in beroep bij de ondernemingskamer (art 30-3 WOR). De uitvoering van het besluit hoeft ook niet voor een maand opgeschort te worden. Voorgaande betekent evenwel niet dat er geen sanctie mogelijk is op het niet naleven van de procedure. De ondernemer is namelijk verplicht de Wet op de ondernemingsraden en daardoor ook art 30 na te komen, wat de raad bij de kantonrechter kan afdwingen (5.1.11.4.). Een ontslagen bestuurder kan zelf geen rechtsgevolgen ontlenen aan het feit dat een ondernemer verzuimt om over zijn ontslag in overleg te treden en advies te vragen aan de ondernemingsraad. Zijn ontslag is rechtsgeldig ondanks het niet nakomen van artikel 30 WOR, terwijl hij op die grond ook geen schadevergoeding kan afdwingen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 5 over de medezeggenschap. U vindt in dit deel informatie over collectieve regelingen die voor werkgevers en werknemers gelden op grond van hun arbeidsovereenkomsten:
5.1. Ondernemingsraad (o.a. instellen, advies, instemming, recht op informatie)
5.2. Arbeidsomstandigheden bij de werkgever (o.a. arbobeleid, arbeidsinspectie)
5.3. Arbeidstijden voor werknemers (o.a. vaststellen, veranderen)
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.