Hoofdstuk 4.3.5.1. Veranderen werkgever en pensioen
Verandering van werkgever kan zich in zeer veel gedaantes voordoen. Bekende vormen zijn natuurlijk het ontslag nemen of krijgen, ontbinding van de arbeidsovereenkomst en beëindiging met wederzijds goedvinden. Daarnaast gaat het om de beëindiging van de arbeidsverhouding als het contract wordt overgenomen door een andere werkgever (2.9.) of als er sprake is van overgang van de onderneming (2.8.).
In al deze situaties is de vorige werkgever doorgaans niet meer gehouden om een financiële bijdrage in het pensioen van een medewerker te leveren. Dit betekent dat het reeds opgebouwde pensioen blijft bestaan en dat deze tot uitkering komt als zich bepaalde voorwaarden voordoen, zoals het bereiken van een bepaalde leeftijd. Doordat de deelnemingstijd korter is, zal de pensioenopbouw en daarmee de pensioenuitkering lager zijn. De opbouw vond plaats over een kortere periode door het voortijdig eindigen van de arbeidsovereenkomst (pensioenbreuk). Dit tekort kan opgevuld worden door een andere aanspraak op pensioen dat bij een volgende werkgever wordt opgebouwd.
Voorgaande komt er op neer dat bij verandering van werkgever een medewerker meerdere en dan kleine pensioenaanspraken heeft in plaats van één grote.
Van deze situatie waarbij de medewerker meerdere pensioen “potjes” krijgt kan afgeweken worden. Hierbij zijn de volgende onderwerpen van belang:
- De nieuwe werkgever zorgt er voor dat een medewerker zijn pensioen verder kan opbouwen (A.).
- Recht op pensioen bij overgang van onderneming (B.).
- Recht op pensioen bij contractovername (C.).
- Er is sprake van een B-polis (D.).
A. De nieuwe werkgever zorgt er voor dat een medewerker zijn pensioen verder kan opbouwen
Voortgezette opbouw bij hetzelfde pensioenfonds
Het verder opbouwen van het pensioen van een medewerker is goed mogelijk, als de nieuwe werkgever gebonden is aan hetzelfde (bedrijfs)pensioenfonds waarbij de vorige werkgever was aangesloten. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als beide werkgevers actief zijn in dezelfde bedrijfstak of tot een groep werkgevers behoren die zijn aangesloten bij een ondernemingspensioenfonds.
Voortgezette opbouw bij een ander pensioenfonds
Verder opbouwen van het pensioen is ook in andere situaties mogelijk. De medewerker gaat dan zijn pensioen verder opbouwen bij een nieuwe pensioenuitvoerder (pensioenfonds / verzekeringsmaatschappij). Daarbij koopt de vorige pensioenuitvoerder zijn verplichting tegenover een medewerker af, door een bedrag in te brengen bij een nieuwe pensioenuitvoerder. Door deze waardeoverdracht kan een medewerker zijn pensioen verder opbouwen bij de nieuwe pensioenuitvoerder. Op deze wijze verkrijgt een medewerker een recht (aanspraak) op pensioen bij een nieuwe pensioenuitvoerder waarbij zijn nieuwe werkgever is aangesloten.
De medewerker informeert bij de pensioenuitvoerder bij wie zijn nieuwe werkgever is aangesloten welke aanspraak op pensioen hij kan verkrijgen door een waardeoverdracht van zijn reeds opgebouwde aanspraak op pensioen. Wil hij de waardeoverdracht, dan dient hij een verzoek in bij zijn huidige pensioenuitvoerder, om aan de waardeoverdracht mee te werken. Voor werknemers die op of na 1 januari 2015 van baan wisselen kunnen op ieder moment deze aanvraag doen. In beginsel is deze pensioenuitvoerder tot afkoop en overdracht gehouden. Deze verplichting geldt echter niet als er sprake is van overname van een groep medewerkers. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij overgang van onderneming (B.) of contractovername (C.) Ook dan zal een pensioenfonds tot afkoop en overdracht kunnen overgaan.
Werkgevers zijn wettelijk niet verplicht om mee te werken aan een individuele waardeoverdracht als de bijbetalingslasten hoger zijn dan €15.000 en meer dan 10% van de overdrachtswaarde bedragen. De aanvraag wordt overigens afgewezen als een van beide pensioenfondsen een te lage dekkingsgraad heeft. De werknemer krijgt bericht als deze graag weer hoog genoeg is.
Door de afkoop en overdracht verkrijgt een medewerker een pensioenrecht over een langere periode, dan hij bij de nieuwe werkgever in dienst is. Hij heeft dan fictief langer deelgenomen bij de nieuwe pensioenuitvoerder. Met zijn oude aanspraak op pensioen verwerft hij zich een langere deelnemingstijd (fictieve deelnemingstijd). Over deze langere deelnemingstijd heeft de medewerker pensioen opgebouwd dat hij te zijner tijd krijgt uitbetaald. Afkoop en overdracht kunnen zich ook voordoen, wanneer er een langere periode zit tussen het veranderen van werkgevers waar het pensioen wordt opgebouwd. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn, als een werknemer in die tussenperiode werkloos is geweest of bij een werkgever heeft gewerkt waar hij geen pensioen opbouwt.
B. Andere werkgever door overgang van de onderneming
In geval van overgang van onderneming (2.8.) geldt datgene wat bij A. vermeld is onverminderd. Het verschil is echter dat het pensioenfonds van de nieuwe werkgever niet verplicht is om de pensioenverplichting van het pensioenfonds van de vorige werkgever over te nemen. Deze verplichting geldt wel als het bij uitzondering niet gaat om de overname van de pensioenverplichting van een groep medewerkers.
C. Andere werkgever door contractovername
Bij contractovername is er instemming van de medewerker nodig (2.9.). Dergelijke instemming geeft de medewerker mogelijk alleen wanneer zijn pensioenaanspraak behouden blijft. Datgene dat bij hoofdstuk A. wordt behandeld kan een oplossing zijn. Gaat het echter om de contractovername van een groep medewerkers, dan kan zich een complicatie voordoen. Het pensioenfonds van de nieuwe werkgever is dan namelijk niet verplicht om de pensioenverplichting van het pensioenfonds bij de vorige werkgever over te nemen.
Verdere opbouw pensioen bij een pensioenfonds of op grond van een andere verzekeringsovereenkomst
Mogelijk wil een medewerker zijn pensioen verder opbouwen bij de pensioenuitvoerder bij wie zijn nieuwe werkgever is aangesloten.
De verzekeringsmaatschappij kan onder bepaalde voorwaarden het recht (de aanspraak) op pensioen afkopen, waarbij het wordt ingebracht bij een nieuwe pensioenuitvoerder.
Door deze waardeoverdracht kan een medewerker zijn recht op pensioen te zijner tijd inroepen bij de nieuwe pensioenuitvoerder waar hij zijn pensioen verder opbouwt.
Een medewerker informeert bij de pensioenuitvoerder bij wie zijn nieuwe werkgever is aangesloten of waardeoverdracht mogelijk is en welke aanspraak op pensioen hij kan krijgen. Is de waardeoverdracht mogelijk en wenselijk, dan dient hij een verzoek in bij zijn huidige verzekeringsmaatschappij, om aan de waarde overdracht mee te werken. Door de afkoop en overdracht krijgt de medewerker een pensioenrecht over een langere periode, dan de periode dat hij bij de nieuwe werkgever in dienst is. Hij heeft dan fictief langer deelgenomen bij de nieuwe pensioenuitvoerder. Met zijn oude aanspraak op pensioen verwerft hij zich deelnemingstijd bij de nieuwe pensioenuitvoerder, fictieve deelnemingstijd. Ook over deze deelnemingstijd wordt er pensioen opgebouwd dat de medewerker te zijner tijd krijgt uitbetaald. Afkoop en overdracht kunnen zich ook voordoen, wanneer er een langere periode zit tussen het veranderen van werkgevers waar het pensioen wordt opgebouwd. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn, als de medewerker in die tussenperiode werkloos is geweest of bij een werkgever heeft gewerkt waar hij geen pensioen heeft opgebouwd.
De overdracht van pensioenrecht kan mogelijk plaatsvinden doordat er een wijziging van begunstigde plaatsvindt, namelijk het pensioenfonds waar de nieuwe werkgever bij aangesloten is. Ook dan vindt er overdracht van de aanspraak op pensioen van de medewerker plaats, die zijn pensioen verder kan opbouwen bij het pensioenfonds. Dit pensioenfonds krijgt als tegenprestatie het recht op uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst, daar dit fonds de begunstigde wordt i.p.v. de medewerker of nabestaanden.
Positieverbetering
Een medewerker die zelf naar een andere werkgever gaat zal doorgaans aangetrokken worden door positieverbetering. Dit kan betekenen dat hij een hoger salaris krijgt bij de nieuwe werkgever. Is de pensioenregeling een eindloonregeling, dan krijgt een medewerker met het volgende te maken. Zijn salarisstijging werkt niet volledig door in zijn toekomstige pensioen. Hij is meer gaan verdienen en hij krijgt over dat meerdere ook een pensioenopbouw, echter alleen voor de (deelnemings)tijd bij de nieuwe werkgever. Het pensioen is niet volledig gerelateerd aan dit hogere salaris, doordat er in het verleden geen pensioenopbouw plaatsvond over het meerdere. Voorgaande betekent dat het verschil tussen het aanvangssalaris bij de nieuwe werkgever en het eindsalaris bij de vorige werkgever niet volledig gecompenseerd wordt in de pensioenopbouw. Deze zal daarom voor dat gedeelte een pensioengat opleveren. Mogelijk is de onderhandelingspositie van de medewerker dusdanig dat hij dit pensioengat door de nieuwe werkgever afgedekt ziet. Het gaat dan bijvoorbeeld om een backservice die er voor zorgt dat het pensioen wordt berekend vanaf bijvoorbeeld 21 jaar.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.