Hoofdstuk 4.1.5.1. Verschuldigde wettelijke verhoging en vergoeding
Wettelijke verhoging
Wordt er niet op tijd betaald, dan kan de medewerker een wettelijke verhoging vorderen wegens vertraging. Deze verhoging geldt voor alle beloningen in geld en ook voor vakantiegeld (4.2.1.), vakantiebijslag (4.2.5.), als ook over bonnen waarmee de werknemer zijn recht op het vakantiegeld en vakantiebijslag in geld kan laten omzetten (4.2.5.). De verhoging geldt niet voor vormen van loon, welke anders dan in geld uitgekeerd worden (4.1.1.). Zij geldt evenmin voor incidenteel loon dat niet binnen ieder kwartaal wordt verstrekt (4.1.4.3.). Nog niet geheel duidelijk is of loon waarvan de berekening afhankelijk is van gegevens die moeten blijken uit de boeken en bescheiden van de werkgever ook voor verhoging in aanmerking komt. Er is reden om het begrip “loon” ruim uit te leggen en daarmee de verhoging toe te wijzen over bijvoorbeeld een winstaandeel en provisie. Een verhoging wegens vertraging wordt doorgaans niet toegewezen over een onkostenvergoeding, een dertiende maand en over verstrekkingen anders dan in geld.
De verhoging wordt als volgt berekend
De situatie kan zich voordoen dat de werkgever loon heeft toegezegd dat in strijd is met het wettelijk geldende minimumloon en minimum vakantiebijslag (4.1.6.). Bedingen die in strijd zijn met dit minimum zijn nietig (art 19 WML) en in plaats daarvan geldt het minimum. Dit minimale brutoloon moet de werkgever uitkeren, nadat hij hierop de loonheffing in mindering brengt zodat het nettoloon resteert. Betaalt hij dit nettoloon niet tijdig, dan is de werkgever over dit bedrag een verhoging verschuldigd na een termijn van drie dagen. Dat is 5 % over de vierde werkdag en ook 5 % over iedere volgende werkdag. De maximale verhoging van het verschuldigde loon is 50 procent. Dit laatste is de werkgever verschuldigd, als hij verzuimt om binnen 14 werkdagen te betalen. De rechter kan de hoogte van de boete wijzigen (art 18g WML).
Vaker doet de situatie zich voor dat een medewerker op meer aanspraak kan maken, dan het hierboven geschetste minimum. Ook dan is de werkgever een verhoging verschuldigd, echter nu over dit verschuldigde brutoloon. De verhoging is 5 % over de vierde tot en met achtste werkdag van de vertraging en 1 % over de daarop volgende werkdagen. De werkgever is maximaal een verhoging van 50 procent van het loon verschuldigd. Had de werkgever bijvoorbeeld op maandag 30 april moeten betalen, dan is hij een verhoging verschuldigd van 0 % op donderdag 3 mei, 25 % op donderdag 10 mei, 34 % op woensdag 23 mei en 50 % op donderdag 14 juni en later. De rechter kan deze verhoging matigen, als hij dit billijk vindt (art 7:625 BW).
Vergoeding
Hierboven bleek dat de wettelijke verhoging niet geldt voor loonbestanddelen die niet in geld worden uitgekeerd. Daarvoor geldt dat de werkgever een vergoeding verschuldigd is als hij deze loonbestanddelen te laat verstrekt. Deze vergoeding wordt in een overeenkomst tussen partijen bepaald en dient redelijk te zijn. Doorgaans is een dergelijke toekenning niet overeengekomen, waardoor de rechter een billijke of gebruikelijke vergoeding kan toekennen (art 7:630 BW).
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.