Hoofdstuk 5.2.6.1. De arbocommissie en preventiemedewerker
De arbocommissie
Het gaat hier doorgaans om een vaste commissie van de ondernemingsraad (5.1.3.1.). De raad heeft dan bepaald, wat voor taken, rechten en bevoegdheden aan deze arbocommissie toekomen. Zijn echter de arbeidsomstandigheden in een bepaalde vestiging(en) of afzonderlijke werkeenheden van de onderneming(en) verschillend, dan kan het zinvol zijn om één of meerdere onderdeelcommissies in te stellen. Een onderdeelcommissie hoeft niet zoals een vaste commissie voor de meerderheid te bestaan uit leden van de ondernemingsraad. Externe deskundige kunnen geen lid zijn van een arbocommissie, omdat zij geen medewerker zijn binnen de onderneming (5.1.3.1.).
Tot de arbocommissie behoren vaak leden van de vakbond, welke bonden mogelijk veel nadruk op arbeidsomstandigheden leggen. Daardoor bestaat de kans dat een vakbondslid als lid van de arbocommissie gebruik maakt van de rechten om een onderzoek in te stellen (5.2.6.2.), waarna de werkgever op eventuele tekortkomingen wordt gewezen. Mogelijk wordt een harde lijn gevolgd, door de werkgever te verplichten om maatregelen te nemen, waarbij de commissie dreigt met het inschakelen van de arbeidsinspectie, onder vermelding van de boetes die de arbeidsinspectie voor het verzuim kan opleggen. Of deze benadering wordt gevolgd, zal afhangen van de ernst van het verzuim en de verstandhouding tussen de werkgever en de arbocommissie. De werkgever moet er echter wel rekening mee houden dat het belang van goede arbeidsomstandigheden voor vakbondsleden reden kan zijn om voorbij te gaan aan de anders zo gebruikelijke benadering, die gekenmerkt wordt door overleg, compromissen en de afwezigheid van dwangmiddelen.
De preventiemedewerker
Iedere organisatie moet een werknemer aanwijzen als preventiemedewerker. Het uitgangspunt daarbij is dat het gaat om een medewerker die vanuit de werkvloer de risico’s bij het werk kent. Tot aan 25 werknemers mag de bestuurder ook zelf als preventiemedewerker optreden.
De preventiemedewerker heeft tot taak om te zorgen voor een gezond en veilig werkklimaat. Het gaat in het bijzonder om het adviseren over arbeidsomstandigheden richting de werkgever, bedrijfsarts, ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Het aanstellen van een preventiemedewerker vereist instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, welke natuurlijk toeziet op de deskundigheid en ervaring, als ook op opleiding en training. Ook het veranderen van de positie van de preventiemedewerker is instemmingsplichtig, in het bijzonder ook de wijze waarop deze medewerker benaderd kan worden moet nadrukkelijk in de RI&E geregeld worden.
De preventiemedewerker ondersteunt de werkgever bij de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en adviseert betrokkenen over maatregelen en helpt bij de uitvoering van te treffen maatregelen. Dat kan bijvoorbeeld door advies en bijstand bij het gevan van werkinstructies, gebruik van beschermingsmiddelen, keuren van machines. De bedrijfsarts zal normaal gesproken minimaal eens per jaar in gesprek gaan met de preventiemedewerker om de risico’s bij het werk te bespreken, mogelijk tegelijk met het overleg met de ondernemingsraad.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 5 over de medezeggenschap. U vindt in dit deel informatie over collectieve regelingen die voor werkgevers en werknemers gelden op grond van hun arbeidsovereenkomsten:
5.1. Ondernemingsraad (o.a. instellen, advies, instemming, recht op informatie)
5.2. Arbeidsomstandigheden bij de werkgever (o.a. arbobeleid, arbeidsinspectie)
5.3. Arbeidstijden voor werknemers (o.a. vaststellen, veranderen)
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.