Hoofdstuk 3.4.1.D. Opzegverbod: betrokkenheid bij de medezeggenschap
Op welke wijze is de medewerker betrokken bij de medezeggenschap?
Voor welke periode en op welke wijze de medewerker is betrokken bij de medezeggenschap kan verschillen, wat gevolgen heeft voor de werking en vorm van het opzeggingsverbod. Daarbij geldt het volgende onderscheid:
A. Huidige en directe betrokkenheid bij de medezeggenschap
Hieronder vallen medewerkers die (plaatsvervangend) lid zijn van de (groeps-, centrale, Europese) ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging (pv), dan wel lid zijn van een vaste- of onderdeelcommissie, of een medewerker die secretaris van de ondernemingsraad of pv is, alsmede om een medewerker die behoort tot een bijzondere onderhandelingsgroep of krachtens de Wet op de Europese ondernemingsraden optreed als vertegenwoordiger (art 7:670-4 BW).
De arbeidsovereenkomst met deze medewerkers mag niet opgezegd worden, tenzij
- De medewerker schriftelijk met de beëindiging instemt (er is geen opzegging als er een beëindigingsovereenkomst wordt gesloten) (3.2.).
- Er sprake is van ontslag op staande voet (3.3.2.).
- Er sprake is van een beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of een deel van de onderneming waarin de medewerker werkzaam is (art 7:670a lid 2 BW) en ontslag logischerwijze is gegrond op bedrijfseconomische gronden.
- In geval van een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter en de ontslagreden geen verband houdt met de reden waarvoor de opzegverboden gelden of ontbinding in het belang van de werknemer is (art 7:671b BW). Dit geldt (dus) niet voor de bedrijfseconomische gronden.
Verder is nog (voor anderen) van belang dat een ontslagvergunning door het UWV Werkbedrijf wordt geweigerd, indien er een verband bestaat tussen het voorgenomen ontslag en het werk van de medewerker voor het oprichten van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging (3.4.3.B.).
B. Gewezen of indirecte betrokkenheid bij de medezeggenschap
Het gaat hier om medewerkers die in de laatste twee jaar behoorden tot een raad, commissie of vertegenwoordiging zoals bij A genoemd of die nu op een kandidatenlijst staan van de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of vaste of onderdeelcommissie, dan wel medewerkers die nu lid zijn van een voorbereidingscommissie (art 7:670 lid 10 BW). Daarnaast om medewerkers die als deskundige werken in de zin van de Arbowet (art 14-2 AW).
Het opzegverbod geldt niet in geval van ontslag op staande voet (3.3.2.) of wanneer de medewerker schriftelijke instemt met de opzegging of met het sluiten van een beëindigingsovereenkomst (3.2.). De toestemming is evenmin nodig als de werkzaamheden van de onderneming of ondernemingsonderdeel stoppen en het gaat om een ontslag wegens bedrijfseconomische gronden (art 7:670a lid 2 BW).
In plaats van opzegging kan er wel een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter ingediend worden (3.5.). Bij dat ontbindingsverzoek mag de ontslagreden geen verband houden met de reden waarvoor de opzegverboden gelden of het verzoek moet ingediend worden wanneer ontbinding in het belang van de werknemer is (art 7:671b BW). Daar de uitzondering voor de kantonrechter geldt, zal het verzoek niet zien op bedrijfseconomische gronden (3.5.).
Verder is nog (voor anderen) van belang dat een ontslagvergunning door het UWV Werkbedrijf wordt geweigerd, als er verband bestaat tussen het voorgenomen ontslag en het werk van de medewerker voor het oprichten van een ondernemingsraad of pv (3.4.3.B.).
C. Via de vakbond betrokken bij de medezeggenschap
Dit ziet op medewerkers die lid zijn van de vakbond en (of) die actief zijn voor die bond.
Het is een medewerker niet toegestaan om tijdens zijn werktijd zonder toestemming van de werkgever actief te zijn voor een vakbond. Buiten werktijd mag hij wel vakbondswerk doen, doorgaans ook binnen de onderneming, zo lang hij de gang van zaken maar niet onredelijk verstoort. Houdt een medewerker zich hier aan, dan mag de medewerker niet ontslagen worden om reden van de lidmaatschap of het verrichten van vakbondsactiviteiten. Anders dan bij A en B gaat het hier dus niet om een algemeen opzeggingsverbod, maar om een opzeggingsverbod voor de opzegging om reden van lidmaatschap van de bond of activiteit voor de vakbond (art 7:670-5 BW).
Strijd met de opzeggingsverboden
Een medewerker kan binnen twee maanden bij de kantonrechter om de vernietiging van de opzegging verzoeken, wanneer deze in strijd is met een opzegverbod (art 7:681 BW). Dan wordt de opzegging geacht niet te hebben plaatsgevonden. Daarbij zal de werknemer om loon en tewerkstelling vragen. In plaats van vernietiging kan de werknemer ook om een billijke vergoeding vragen, hoewel de werknemer dan wel moet aantonen dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. In hoofdstuk 3.4.3.4.B wordt er nader ingegaan op de gevolgen van het niet in acht nemen van de opzeggingsverboden (3.4.4.C.).
Specialist
Bij Arbeidsrechter.nl zijn er meerdere specialisten die u kunnen bijstaan. Over dit onderwerp kunt u in het bijzonder worden bijgestaan door de heer mr. U. Hoogland. Hij is namelijk degene die over dit onderwerp de NOVA-erkende Masterclass geeft aan advocaten.
Heeft u een geschil en wilt u dat bespreken met de heer Hoogland?
Bel dan 08877-08855 (het eerste advies is geheel gratis en vrijblijvend).
Kijk hier voor meer informatie over de heer Hoogland en over de Nova masterclasses.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 3 over het einde van een dienstverband. U vindt hierin informatie over:
3.1. Arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege
3.2. Arbeidsovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden
3.5. Ontbinding arbeidsovereenkomst door kantonrechter (overige gronden)
3.6. Ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst en overlijden
3.7. Werkloosheid
3.8. Sociaal-plan en outplacement
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.