1.4. rechten en plichten door aangaan arbeidsovereenkomst
Rechten en plichten
Door het aangaan van een arbeidsovereenkomst gaat een medewerker, onder het gezag van de werkgever werken, terwijl de werkgever als tegenprestatie loon betaalt. Omdat er sprake is van een arbeidscontract zijn diverse wetten en daarop gebaseerde nadere uitwerkingen (AMVB’s, beschikkingen etc.) van toepassing. Het gaat voornamelijk om regelingen die vallen onder het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht, die voor beide partijen tal van arbeidsrechten met zich meebrengen. Bovendien moeten zowel de werkgever als de medewerker in veel gevallen een cao naleven (1.5.), terwijl mogelijk ook een reglement tussen partijen rechten en plichten met zich mee kan brengen (1.6.). Voor medewerkers in de detailhandel die niet onder een cao vallen geldt de VAD (7.). Daarnaast gelden er enkele gedragscodes voor met name de werkgever, wat de medewerker echter in beginsel niet in rechte kan afdwingen.
Hoewel er veel vast ligt, is het juist kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst dat er veel ongeregeld zal (moeten) blijven. Het is niet goed denkbaar dat er vooraf in iedere situatie wordt voorzien. Dit gezien de diversiteit aan situaties die zich voor kunnen doen, welke bovendien onvoorspelbaar kunnen veranderen. Het regelen van veel verschillende situaties kan ook weinig zinvol zijn. Het slokt middelen op en komt de flexibiliteit van de arbeidsrelatie niet ten goede.
Gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst kunnen zich zodoende veel situaties voordoen waarvoor de wet, cao en arbeidsovereenkomst geen oplossing bieden. Daarbij gaat het om situaties waarin de wet, cao en arbeidsovereenkomst in het geheel niet voorzien, of waarbij deze slechts de grenzen aangeven waarbinnen partijen moeten blijven. Zo kunnen partijen overeenkomen dat de medewerker de arbeidstijden (binnen bepaalde grenzen) zelf bepaalt. De medewerker is dan gehouden om hierbij redelijk te werk te gaan, terwijl hij bovendien de grenzen van de arbeidstijdenwet in acht moet nemen.
Hieronder zal uitgewerkt worden hoe partijen tot een uitkomst komen in situaties waarin niet is voorzien. Uitgangspunt is dat binnen de grenzen van de wet, cao en arbeidsovereenkomst de redelijkheid en billijkheid voor partijen bepalend zijn.
De volgende situaties kunnen zich voordoen:
I. De arbeidsovereenkomst en andere regelingen voorzien niet in de situatie die zich voordoet. Dan moeten de werkgever en de medewerker onderling tot een oplossing komen op grond van de redelijkheid en billijkheid. Hier wordt ook gedacht aan situaties waarbij de regeling onduidelijk is en partijen van mening verschillen over de juiste uitleg (1.4.1.).
II. De arbeidsovereenkomst en andere regelingen bepalen dat de werkgever of de medewerker de bevoegdheid heeft om de situatie op te lossen, waaraan de andere partij gebonden is (1.4.2.).
III. De bepalingen die staan in een arbeidsovereenkomst of andere regelingen kunnen in de gegeven omstandigheden niet toegepast worden, omdat dit tot een (zeer) onredelijke uitkomst zal leiden (1.4.3.).
Inhoudsopgave
1.4. Rechten en plichten die ontstaan door het aangaan van een arbeidsovereenkomst
1.4.1. Wat geldt er tussen partijen als er niet in de situatie is voorzien?
1.4.1.1. Er wordt niet in de situatie voorzien aangezien de arbeidsovereenkomst of regeling onduidelijk is, terwijl de medewerker en werkgever het oneens zijn over de juiste uitleg
1.4.1.2. Er wordt niet in de situatie voorzien, aangezien de arbeidsovereenkomst of andere regeling een leemte bevat, doordat er verzuimd is een regeling voor deze situatie te treffen
1.4.1.3. Enkele voorbeelden van situaties zoals behandeld bij 1.4.1.1. en 1.4.1.2.
1.4.2. Er wordt in de situatie voorzien aangezien de medewerker of werkgever de vrijheid geeft om tot een oplossing te komen, waaraan de ander gebonden is