Een belangrijke verplichting van de Pensioenwet is dat de werkgever gehouden is om de pensioenovereenkomst te realiseren door deel te nemen in een pensioenfonds of door een verzekering af te sluiten. In de hierna aan te geven gevallen geldt een dergelijke verplichting niet. Dat neemt niet weg dat de werkgever er doorgaans toe over zal gaan om de pensioenovereenkomst te realiseren door een professionele pensioenuitvoerder. In dat geval worden de nodige waarborgen in acht genomen, opdat de pensioenverstrekking later ook daadwerkelijk plaatsvindt. Volgens de Pensioenwet moet het ondernemingspensioenfonds gescheiden van de onderneming zijn in juridisch opzicht. Hiermee wordt voorkomen dat in geval van faillissement het pensioenfonds hierbij betrokken raakt.
Verplicht onderbrengen van het pensioen bij een spaarfonds of in een verzekering geldt niet in de volgende gevallen:
- Een overeenkomst die wordt aangegaan bij of na het einde van de dienstbetrekking, welk pensioen terstond in zal gaan.
- Een pensioenovereenkomst tegenover medewerkers die buiten Nederland (gaan) werken en geen woonplaats in Nederland hebben.
- Een pensioenovereenkomst van een BV of NV (werkgever) tegenover een medewerker (bestuurder) die ook groot aandeelhouder is (>10%), en die er schriftelijk mee instemt dat de pensioenovereenkomst anders wordt uitgevoerd. Bovendien moet er aan bepaalde nadere regels worden voldaan. In dergelijke gevallen hoeft de vennootschap geen geld uit haar middelen te onttrekken. Het nadeel hiervan is dat, als het geld niet in een afzonderlijk fonds wordt ingebracht, er een groter risico is dat de onderneming uiteindelijk de verplichting niet kan dragen.
- Een pensioenovereenkomst tegenover medewerkers die 51 jaar of ouder zijn. Voor deze medewerkers gelden speciale regels. Deze ontheffing geeft de werkgever de ruimte om onder eigen beheer de pensioenovereenkomst te realiseren, daar hij anders een te grote financiële drempel kan tegenkomen om de pensioenaanspraak uit te besteden.
- Een pensioenovereenkomsten waarvoor ontheffing is verleend van bovenstaande verplichte wijze van uitvoering. Deze ontheffing verleent de verzekeringskamer alleen als de pensioenregelingen met de nodige waarborgen zijn omgeven.
In voorgaande gevallen kan de werkgever (rechtspersoon) zelf de uitvoering van de pensioenovereenkomst op zich nemen, of anderszins verzorgen.
Ontheffing van nakoming Pensioenwet
Naast deze en andere algemene uitzonderingen binnen de Pensioenwet, kan er van bepaalde bepalingen ontheffing verleend worden door de verzekeringskamer. Ontheffing wordt evenwel slechts verleend in bijzondere gevallen, op voorwaarde dat er voldoende waarborgen bestaan om het pensioen zeker te stellen. Het ontheffingsbeleid heeft de verzekeringskamer vastgelegd in het besluit dat is gepubliceerd in Staatscourant nummer 236 van 5 december 2000.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.