7. Leerovereenkomst
Leren (en) werken
Het gaat hier om een overeenkomst waarbij een leerling bij een werkgever werkt en daarnaast scholing ontvangt om een bepaald vak te leren. Deze overeenkomst is gericht op de scholing van de beginnende beroepsbeoefenaar en daardoor doorgaans niet tevens een arbeidsovereenkomst (1.1.2.10.). Een leerovereenkomst brengt dus een combinatie van leren en werken met zich mee waarbij drie partijen betrokken zijn; de werkgever, de leerling en de opleidingsinstelling. Daarnaast speelt mogelijk nog de ouder (wettelijke vertegenwoordiger) een rol. Bij de opleidingsinstellingen gaat het o.a. om:
ECABO, GOC, INNOVAM, INTECHNIUM, KOC, SVH, KC HANDEL, OVDB, SBW, SH&M, SOBB, SOM, SVB, SVGB, SVO, SVS, T&L, VAPRO, VEV, VOC, LOBAS. etc.
Het spreekt voor zich dat de werkgever de leerling niet dient te confronteren met arbeidsomstandigheden (5.2.) en arbeidstijden (5.3.), waarmee ook de reguliere medewerkers geen genoegen hoeven te nemen. De werkgever dient zelfs extra maatregelen te nemen die de leerling, oftewel deze jeugdige nieuweling, in grotere mate beschermen (5.2.2.2.). Voor minderjarigen is eveneens hoofdstuk 5.3.3. over arbeidstijden van belang (5.3.3.). De aansprakelijkheid van de werkgever tegenover de leerling voor schade is vergelijkbaar met de aansprakelijkheid tegen over reguliere medewerkers (2.7.1.5.A.).
Voorheen werd hier gesproken over het leerlingwezen, wat is veranderd in beroepsbegeleidende leerweg of beroepspraktijkvorming. De Wet Educatie en Beroepsonderwijs, brengt met zich mee dat tussentijdse beëindiging van de leerovereenkomst ook mogelijk is door een besluit van het Landelijk Orgaan. In dat geval heeft de werkgever of de leerling om een dergelijk besluit verzocht. Verder eindigt de leerovereenkomst op de dag dat er een examen wordt afgelegd, dan wel wanneer de tijd waarvoor deze overeenkomst is aangegaan is verstreken of door opzegging gedurende de proeftijd. Het realiseren van beroepspraktijkvorming is doorgaans in CAO’s afgesproken.
Willen partijen een echte in plaats van fictieve arbeidsovereenkomst aangaan, dan dienen zij een overeenkomst te sluiten welke ook met andere werknemers gesloten wordt waarin wordt opgenomen dat “Partijen gaan met deze arbeidsovereenkomst een arbeidsverhouding aan zoals bedoeld in titel 10 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek”.
Inhouding van loonbelasting en premies
De leerovereenkomst kan aangemerkt worden als een fictieve arbeidsovereenkomst voor leerlingen, waardoor de werkgever inhoudingsplichtig is (4.5.7.2.). Mogelijk heeft de werkgever recht op afdrachtvermindering, waardoor de ingehouden bedragen niet volledig afgedragen hoeven te worden (4.5.4.3.).
Valt de leerling onder de werknemersverzekeringen
De leerling heeft mogelijk geen arbeidsovereenkomst of ontvangt geen loon waarop werknemerspremies worden ingehouden. In dat geval is de leerling verzekerd ingevolge de Wajong (Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten). Ontvangt de leerling wel loon maar is er geen arbeidsovereenkomst, dan is de leerling eveneens verzekerd volgens de ziektewet en ziekenfondswet. Een leerling komt onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een ziektewet-uitkering en later voor een Wajong-uitkering (Wet Arbeidsongeschiktheid Jonggehandicapten).
Heeft de leerling wel een arbeidsovereenkomst gesloten, dan is hij verzekerd voor de WAO/WIA, WW ziektekostenen krijgt hij zijn loon doorbetaald door de werkgever gedurende het eerste ziektejaar. De werkgever moet dan premies WAO, WW en bijdrage in de ziektekosten afdragen.