Hoofdstuk 4.2.2.8. Op non-actief stellen en opnemen vakantiedagen
De werkgever kan de behoefte voelen iemand niet op non-actief te stellen, maar met vakantie te sturen. Deze ruimte bestaat niet als de medewerker daarmee niet instemt en normaal gesproken op verzoek van de medewerker wordt vastgesteld. Deze standaardregeling wordt hierboven uitgewerkt (4.2.2.1.).
Mogelijk wijkt een schriftelijke (arbeids)overeenkomst of CAO van deze standaardregeling af, door de werkgever de vakantie eenzijdig te laten bepalen. In dat geval is deze “vakantie” niet zonder meer bindend. Daarbij moet bedacht worden dat de medewerker tijdens deze “vakantie” dezelfde vrijheden dient te hebben die bij een normale vakantie gelden. Van een vakantie is geen sprake, als de medewerker oproepbaar moet zijn, of niet weet tot welke periode de “vakantie” duurt. Het vaststellen van de vakantie kan onredelijk zijn, wanneer het gaat om een lange periode (bijvoorbeeld meer dan een maand), te meer wanneer die periode deels in de winterperiode valt. Maakt een medewerker hiertegen echter geen bezwaar, dan zal de vastgestelde vakantie in beginsel bindend zijn voor de medewerker.
Bij het vaststellen van de vakantie dient de werkgever ook te letten op het volgende. Gaat de medewerker minder dan een week met “vakantie”, dan zal hij minimaal recht moeten blijven houden om gedurende het jaar twee aaneengesloten of losse weken vakantie op te nemen. Dit geldt niet als een dergelijke vakantie reeds genoten is. Gaat de medewerker een week of meer met vakantie, dan zal hij voldoende tijd moeten krijgen om voorbereidingen voor deze “vakantie” te treffen. Het onmiddellijk op non-actief stellen en meteen in laten gaan van de vakantie zal doorgaans niet redelijk zijn, tenzij de medewerker hiertegen geen bezwaar maakt tijdens het overleg.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.