7. Dienstwoning
Werken en wonen
Van een dienstwoning is sprake, als een medewerker gehouden is om een bepaalde woning te bewonen, wat wezenlijk bijdraagt tot een goede taakvervulling door de werknemer. Draagt een werkgever bij in de kosten, dan is dat zowel arbeidsrechtelijk (4.1.) als fiscaal (4.5.3.1.B.) te zien als loon. Fiscaal wordt het genot van de woning gewaardeerd als loon op grond van de waarde die daar in het economische verkeer aan toegekend kan worden, tenzij de belastingdienst op verzoek een lagere waarde vaststelt. Eindigt de arbeidsovereenkomst, dan dient de medewerker de woning te verlaten. Dat dient hij ook te doen, als de medewerker een andere functie gaat vervullen. In dat geval wordt er vaak een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten (2.1.). Voorgaande is niet in strijd met het huurrecht, omdat er namelijk geen spraken is van huur.
Het gaat wel om huur wanneer de medewerker het gebruik van een woning krijgt, zonder dat deze huisvestiging als dienstwoning is aan te merken. Dan kan er naast de arbeidsovereenkomst een huurovereenkomst zijn of, dan is er sprake van een gemengde arbeids-huur-overeenkomst. In beide gevallen zal er doorgaans een huurovereenkomst blijven voortbestaan, wanneer het arbeidscontract eindigt. Hiermee moet bij het sluiten van de overeenkomst rekening worden gehouden, zodat er na het einde van de arbeidsovereenkomst een huurovereenkomst overblijft tegen normale voorwaarden. Bepalingen uit het huurrecht, die niet zijn te verenigen met het arbeidsrecht, blijven buiten toepassing. Voor de rest dienen partijen de bepalingen naast elkaar toe te passen (art 7:610 BW).