Hoofdstuk 4.1.3.1. Wanneer is de werkgever loon verschuldigd?
De werkgever moet doorgaans alleen loon betalen, als de medewerker heeft gewerkt (art 7:627 BW).
Doorgaans is er loon verschuldigd na werk over een bepaalde tijdseenheid (uren, dagen etc).
Werkt een medewerker korter dan de overeengekomen tijdseenheid, dan heeft hij recht op een evenredig deel. Voor een medewerker die aanspraak heeft op een (winst)uitkering (gratificaties, tantièmes), zal de verschuldigde uitkering naar evenredigheid berekend moeten worden over de periode van het jaar dat hij in dienst is. Eindigt de arbeidsovereenkomst voordat een verstrekking opeisbaar is, dan kan overeengekomen zijn dat de medewerker daarvoor niet in aanmerking komt.
Het is mogelijk dat het loon betaald wordt na het volbrengen van een bepaald werk (of bepaalde werken).
Is het werk slechts gedeeltelijk uitgevoerd, dan zal er doorgaans een evenredig deel aan loon verschuldigd zijn.
Geen werk, geen recht op loon, tenzij de medewerker het werk niet uitvoert door de volgende omstandigheden:
- De medewerker was bereid om zijn werk uit te voeren, wat echter niet mogelijk was door omstandigheden die voor rekening van de werkgever komen, terwijl deze bereidheid bleef voortbestaan (4.1.3.3.) (art 7:628 BW). Mogelijk heeft de werkgever daarbij schuld, terwijl er geen sprake van schuld van de medewerker dient te zijn.
- Door ziekte of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan de medewerker zijn werk niet verrichten (2.2.).
- Gedurende de vakantie van de medewerker (4.2.).
- Ingeval het ontslag van de medewerker nietig is waardoor de arbeidsovereenkomst (3.4.2.) bleef bestaan.
- Door zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, zoals bevalling van zijn partner (geboorte zoon/dochter), begrafenis van een overleden huisgenoot of een direct familielid of door huwelijk / trouwen of ondertrouw van de medewerker zelf of zijn kinderen (art 4:1 WAZ). Onder een direct familielid wordt verstaan een bloed- of aanverwante in de rechte lijn en in de tweede graad van de zijlijn. Het gaat in de rechte lijn om de eigen, erkende of geadopteerde kinderen en kleinkinderen, ouders, grootouders en overgrootouders, alsmede om de schoonouders, en mogelijk ook om de kinderen van de huidige partner uit andere relaties. Daarnaast gaat het in de zijlijn om broers en zusters, de echtgenoot of geregistreerde partners van dezen.
- In geval van geboorteverlof: dat eenmaal de arbeidsduur per week die de medewerker binnen 4 weken na de bevalling van zijn partner kan opnemen (2.4.3.) (art 4:2 WAZ).
- Doordat de medewerker als lid van (een commissie van) de ondernemingsraad werkzaam is, tenzij vergaderingen of andere bezigheden plaatsvinden buiten de werktijden van de onderneming of tenzij de andere bezigheden het aantal daarvoor vastgestelde uren overschrijden (art 17 en 18 WOR) (5.1.).
- Door het doen van een op grond van een wet opgelegde verplichting voor zover het plaatsvindt binnen een redelijke tijd. De omstandigheden zijn dusdanig dat het nakomen van deze verplichting niet kan plaatsvinden gedurende de vrije tijd van de medewerker, terwijl de medewerker voor het nakomen van zijn verplichting geen vergoeding krijgt. Deze omstandigheid doet zich niet snel voor.(art 4:1 WAZ)
- Daarnaast gaat het om het uitoefenen van het actief kiesrecht (art 4:1 WAZ)
- De medewerker is op non-actief gesteld door de werkgever wat om verschillende redenen kan plaatsvinden. Dit wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 2.5. (2.5.). Een bijzondere vorm van non-activiteit is schorsing. Dat is het non-actief stellen als reactie op misdragingen van een medewerker. In beginsel is er ook bij schorsing loon verschuldigd. Daarvan kan evenwel afgeweken zijn in een arbeidsovereenkomst of in bijzondere omstandigheden. Is er wel loon verschuldigd bij schorsing, dan wijkt de samenstelling en hoogte van dat loon af van onderstaande beschrijving (2.3.6.).
Hoogte van het loon als de medewerker niet werkt
Onder bepaalde omstandigheden heeft de medewerker dus recht op loon, hoewel hij niet werkt. Het gaat hier om het loon dat naar tijdruimte wordt vastgesteld. In veel gevallen is dat een uurloon. Dit uurloon wordt vermeerderd met het gemiddelde van de toeslagen die de medewerker geregeld ontvangt, zoals bijvoorbeeld overwerktoeslag en een toeslag voor bezwarende werkomstandigheden. Dit loon kan verminderd worden met inkomsten uit een fonds of verzekering waar de medewerker aanspraak op kan maken (art 7:628 BW). Heeft de medewerker ook privé de beschikking over een auto van de zaak, dan is dat doorgaans loon, waarvan hij ook gebruik kan maken als hij tijdelijk niet werkt.
Voor loonbestanddelen die gekoppeld zijn aan de uitkomst van het werk, zoals prestatiebeloning, geldt dat de werkgever een gemiddeld loon moet uitrekenen en betalen (art 7:628-3 BW).
Resteren nog beloningen die niet gekoppeld zijn aan tijd of de uitkomsten van het werk, zoals een winstdelingsregeling. Korte onderbrekingen worden doorgaans niet in mindering gebracht op het deel van de winst die de medewerker ontvangt. Bij lange onderbrekingen verschilt het per situatie of het redelijk is dat hiermee rekening wordt gehouden. Mogelijk is dit punt duidelijk in de arbeidsovereenkomst geregeld.
Een medewerker die door het niet verrichten van werk minder onkosten maakt, heeft geen recht op de volledige doorbetaling van de onkostenvergoeding (art 7:628-4 BW). Dit geldt dus niet voor een “onkostenvergoeding” waartegen geen gemaakte kosten staan en stonden, dat dus in feite een tegenprestatie voor de arbeid is (loon) en niet een vergoeding van onkosten (onkostenvergoeding). Belastingtechnisch dient een onkostenvergoeding in beginsel overeen te komen met de daadwerkelijk gemaakte onkosten (4.5.3.). Als een onkostenvergoeding te hoog is, dan is dit extra inkomen voor de medewerker loon. Hierop moet de werkgever sociale premies en loonbelasting inhouden en vervolgens afgedragen. In de situatie dat de medewerker minder kosten maakt, door dat hij niet werkt, zal het doorbetalen van de volledige onkostenvergoeding inhouden dat de medewerker een extra inkomen geniet. Dit voordeel is belast. Mag de werkgever de onkostenvergoeding verlagen, dan ontvangt de medewerker dit loon (voordeel) niet. Op deze wijze blijft het loon van de medewerker gelijk. Dan zal de medewerker bijvoorbeeld een lager bedrag aan reiskostenvergoeding, telefoonkostenvergoeding en dergelijke uitbetaald krijgen.
Uitbreiding verplichting tot het doorbetalen van loon
In een cao wordt de verplichting van de werkgever vaak uitgebreid tot doorbetalen van loon gedurende bepaalde feestdagen of ADV-dagen en in geval van sollicitatiebezoeken, bezoek aan een arts, vakexamens, vakbondsscholing en andere cursussen en opleidingen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.