7. Afstand van recht
Van rechten afstand doen
Medewerkers kunnen afstand doen van rechten die reeds zijn ontstaan, dus van verkregen rechten. Zij kunnen bijvoorbeeld afstand doen van een recht op loon voor reeds verrichte arbeid, maar niet van toekomstig loon over nog uit te voeren werkzaamheden. Dat brengt ook met zich mee dat een verklaring nietig is waarbij een medewerker vooraf afstand doet van enigerlei rechten, wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst beëindigt. Deze afstand van recht is slechts mogelijk na het einde van een arbeidsovereenkomst, dus als de werknemer bijvoorbeeld recht op een schadevergoeding heeft door en na een onregelmatig ontslag. Gaan partijen een tweede arbeidsovereenkomst aan, terwijl deze niet is te zien als een opvolging van de vorige (3.1.), dan kan er afstand van rechten uit het vorige arbeidscontract gedaan worden.
Voor afstand van recht zal een duidelijke, ondubbelzinnige verklaring nodig zijn die bij voorkeur schriftelijk wordt vastgelegd. Van stilzwijgende afstand van recht is niet snel sprake, aangezien mensen nu eenmaal niet snel van verworven rechten afzien.
Daarnaast kan er alleen afstand gedaan worden van rechten waarvan bekend is dat ze bestaan. Ondertekent een medewerker een verklaring, waarbij hij afstand doet van alle rechten uit de geëindigde arbeidsovereenkomst, dan is er slechts afstand van rechten gedaan voor zover de medewerker wist dat hij dat recht kon inroepen. Daaruit volgt dat bij voorkeur uitdrukkelijk wordt bepaald van welke rechten er afstand wordt gedaan. Het doen van afstand van rechten geldt niet voor pensioenaanspraken, aangezien anders het afkoopverbod eenvoudig ontdoken kan worden (4.3.6.2.).