Hoofdstuk 5.1.3.1. Commissie van de ondernemingsraad
Instellen van een commissie?
De ondernemingsraad kan bepaalde onderdelen van zijn werk uitbesteden of overdragen aan commissies (art 15 WOR). Dit kan wanneer de ondernemingsraad de commissie redelijkerwijze nodig heeft voor de vervulling van zijn taak. Het gaat om de vraag of het voor een goede vertegenwoordiging van medewerkers zinvol is dat de commissie wordt ingesteld, waarmee het goed functioneren van de medezeggenschap. Dat is bijvoorbeeld niet het geval, als het extra nut van de commissie klein is en de extra belasting voor de onderneming groot. Het nut van het instellen van een commissie kan hierin gelegen zijn dat er een betere vertegenwoordiging plaatsvindt of dat personen met bijzondere kennis worden ingeschakeld.
Voordat de ondernemingsraad besluit tot het instellen van een commissie vraagt de raad instemming aan de ondernemer door aan deze informatie te verstrekken, waaronder het voorgenomen instellingsbesluit valt (art 15-1 WOR). Daaruit kan de ondernemer afleiden wat voor commissie de ondernemingsraad wil instellen, wat haar taak, werk en samenstelling zal zijn en welke rechten en bevoegdheden deze commissie zal krijgen. Maakt de ondernemer bezwaar tegen de instelling van de commissie, dan kan de ondernemingsraad een beslissing van de kantonrechter vragen. Partijen dienen echter eerst de bedrijfscommissie in te schakelen (5.1.11.4.).
Het gaat om de volgende commissies
Vaste commissie
Deze commissie bestaat voor de meerderheid uit leden van de ondernemingsraad, aangevuld met andere medewerkers (art 15-2 WOR). De commissie behandelt bepaalde onderwerpen waarvoor zij uitdrukkelijk bepaalde rechten kan krijgen die anders aan de ondernemingsraad toekomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de arbocommissie (5.2.) en de commissie ter voorkoming van seksuele intimidatie (7.) of discriminatie (2.6.). In deze commissies kunnen interne deskundigen deelnemen en daarom geen deskundigen van een (externe) arbodienst. Deze zijn namelijk “niet in de onderneming werkzaam”.
Onderdeel commissie (vestigingsoverlegcommissie)
Een commissie kan ook ingesteld worden ter behandeling van aangelegenheden van een bepaald onderdeel (art 15-3 WOR). Een “onderdeel” is een afgerond organisatorisch geheel (bijvoorbeeld een vestiging) met een eigen structuur en leiding.
De onderdeelcommissie bestaan doorgaans uit één of meer leden van de raad en verder uit (gekozen) medewerkers uit het onderdeel. Het is echter niet verplicht dat de leden van de raad in de onderdeelcommissie deelnemen, terwijl zij niet in dat onderdeel werkzaam hoeven te zijn.
De ondernemingsraad “kan” aan deze commissie de bevoegdheid geven om te overleggen met degene die leiding geeft aan dat onderdeel. Deze leidinggevende is dan tot overleg, vragen van advies en instemming gehouden voor “zijn” onderdeel. Op hem zijn bepaalde regels eveneens (gedeeltelijk) van toepassing (art 23c WOR). Daarbij gaat het om het verstrekken van voorziening en aanspraak op loon voor commissieleden (5.1.2.), overleg over voorstellen (5.1.4.), vragen van advies (5.1.5.) of instemming (5.1.6.) en verstrekken van informatie (5.1.7.).
Bepaalde onderdelen van de daar behandelde wetsartikelen zijn echter “niet” van toepassing (artikel 23c WOR). Daarbij gaat het over vormafspraken over overleg (art 23a lid 1, 3 en 5 WOR), bijwonen vergadering door vertegenwoordiger van het bestuur van de moedermaatschappij of lid van de raad van commissarissen (art 24 lid 2 WOR), en verstrekken van informatie over andere dan de algemene gang van zaken, zoals weergegeven in art 31a van de WOR (art 31a lid 2 t/m 5 WOR).
Het spreekt voor zich dat de ondernemingsraad de taken van deze commissie duidelijk moet afbakenen om overlapping van verantwoordelijkheden en bevoegdheden te voorkomen. De ondernemingsraad kan er toe overgaan om een aangelegenheid op onderdeelniveau naar zich toe te trekken en daarmee op ondernemingsniveau te behandelen. Daardoor voert de raad i.p.v. de commissie het overleg en geeft de raad advies of instemming over besluiten van de ondernemer. Een voorgenomen besluit van een leidinggevende van een onderdeel, is dan een voorgenomen besluit van de ondernemer.
Voorbereidingscommissie
Dergelijke commissies bereiden bepaalde onderwerpen voor die de ondernemingsraad gaat behandelen. Voor de opdracht krijgt de commissie een bepaalde tijd, waarna de commissie ophoudt te bestaan. Zo kan er een commissie ingesteld worden die zich bezighoudt met een belangrijke verhuizing, terwijl deze eindigt nadat de raad een advies heeft gegeven over die verhuizing. De commissie bestaat minimaal uit één lid van de raad, verder aangevuld met andere medewerkers. De wettekst spreekt in lid 4 over “ook andere ….” i.p.v. “uitsluitend ….” zoals omschreven in lid 3 dat ziet op de onderdeelcommissie (art 15 WOR).
Instellen van de commissie
Besluit de ondernemingsraad tot het instellen van een commissie, dan wordt naast de taak, het werk, de rechten en bevoegdheden, ook de duur bepaald. De ondernemingsraad kan de duur op onbepaalde tijd vaststellen. Dat wil zeggen dat de volgende ondernemingsraad de commissie niet opnieuw hoeft in te stellen. In dergelijke situaties kan het vragen van instemming van de ondernemer aan de volgende raad achterwege blijven. Hoewel de commissie blijft bestaan eindigt de zittingsperiode van de door de raad benoemde leden van de commissie op het tijdstip dat de zittingsperiode van de ondernemingsraad eindigt.
Worden de leden van (een onderdeel)commissie gekozen door de medewerkers, dan eindigt het lidmaatschap van de commissie voor de tijd dat deze leden zijn gekozen. In geval van benoeming is de ondernemingsraad vrij om wijziging te brengen in de samenstelling van de commissie.
De bevoegdheid om te procederen komt altijd de ondernemingsraad toe die wordt vertegenwoordigd door de voorzitter. Dit geldt ook al gaat het om een aangelegenheid waarvoor de commissie is ingesteld en rechten en bevoegdheden heeft gekregen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 5 over de medezeggenschap. U vindt in dit deel informatie over collectieve regelingen die voor werkgevers en werknemers gelden op grond van hun arbeidsovereenkomsten:
5.1. Ondernemingsraad (o.a. instellen, advies, instemming, recht op informatie)
5.2. Arbeidsomstandigheden bij de werkgever (o.a. arbobeleid, arbeidsinspectie)
5.3. Arbeidstijden voor werknemers (o.a. vaststellen, veranderen)
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.