Pensioenfondsen houden zich bezig met het reserveren van geld, om bij ouderdom, overlijden of invaliditeit een pensioen uit te keren. De premies worden doorgaans ingebracht door de werkgever en de werknemer. Het gaat steeds om regelingen met een collectief en solidaire karakter, die samenhangen met een arbeidsrelatie. Zij bieden de werknemer een tweede pijler om zijn pensioen op te baseren, naast de AOW als eerste en eventueel andere (privé) regelingen als derde pijler.
(Verplichte) deelname
Het deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds kan verplicht zijn voor bepaalde werkgevers uit een (deel van) een bedrijfstak. Een bedrijfstakpensioenfonds kan zich ook op meerdere bedrijfstakken richten of op slechts een deel van Nederland betrekking hebben. Of de medewerkers bij een werkgever verplicht moeten deelnemen, hangt af van de beschikking die voor bepaalde bedrijfstakken (branches) is afgegeven. Ook een CAO kan tot deelname verplichten.
Verplicht deelnemen kan vergeleken worden met het algemeen verbindend verklaren van CAO bepalingen (1.5.2.5.). Op dezelfde wijze wordt er eens in de vijf jaar beoordeeld of het pensioenfonds voldoende representatief is. Dat is de voorwaarde om de deelname verplicht te stellen. Door die verplichtstelling ontstaat er meer collectiviteit en solidariteit en minder onderlinge concurrentie. Medewerkers betalen doorgaans een gelijk percentage aan premie voor de opbouw van een pensioen op basis van middelloon. Op deze collectieve doorsnee premie is de leeftijd of geslacht doorgaans niet van invloed. Een andere premie betekent doorgaans dat degene bij dat pensioenfonds een ander pensioen opbouwt volgens een andere pensioenregeling. Is binnen een bepaalde bedrijfstak een pensioenfonds verplicht gesteld, dan kan een medewerker die voor een andere werkgever gaat werken binnen die bedrijfstak doorgaans bij hetzelfde pensioenfonds blijven. Dit komt de mobiliteit van medewerkers binnen die bedrijfstak ten goede.
Moet een werkgever verplicht deelnemen, dan kan het bestuur van de stichting die het bedrijfstakpensioenfonds uitvoert ontheffing verlenen. Dat is bijvoorbeeld mogelijk, wanneer de werkgever reeds 6 maanden voor het indienen van het verzoek tot verplichtstelling van de deelname een eigen pensioenvoorziening had, dan wel als de organisatie gaat behoren tot een concern dat (voor de rest) buiten de verplichte deelname valt. Een organisatie die vraagt om ontheffing zal doorgaans moeten aantonen dat de regeling waar medewerkers onder gaan vallen, minimaal gelijkwaardig is met de pensioenregeling bij het bedrijfstakpensioenfonds. Verder kan het bestuur de eis stellen dat de regeling een collectief karakter draagt en dus ook openstaat voor andere vergelijkbare medewerkers.
De verplichting tot deelname vervalt, wanneer het bestuur van een fonds geen inzicht geeft in de wijze waarop de ingelegde gelden worden belegd. De werkgever kan om een dergelijk overzicht vragen, dat vergezeld wordt door een accountantsverklaring en een toelichting (Vrijstellingswet). Wordt deze informatie niet verschaft dan kan de werkgever zich aansluiten bij andere fondsen, wanneer hij daartoe de toestemming krijgt van de betrokken werknemers- en werkgeversvereniging(en).
Er zijn nog een aantal mogelijkheden om vrijstelling te verkrijgen van de verplichting tot deelname. De vrijstelling geldt in verband met concernvorming of een eigen CAO. Verder geldt dit door bestaande pensioenvoorzieningen of vanwege onvoldoende beleggingsrendement. De werkgever zal dit moeten aanvragen voor (een deel van) zijn werknemers. Aan deze vrijstelling kan door het bedrijfstakpensioenfonds per categorie vrijstellingen voorwaarden worden gesteld.
Interne verhoudingen en toezicht door de Verzekeringskamer
Het bedrijfstakpensioenfonds is een stichting met een bestuur dat bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, deelnemers (medewerkers) en mogelijk ook vertegenwoordigers van gepensioneerden. Dit bestuur stelt de statuten en pensioenreglementen vast en kan deze wijzigen. Hierover zal een deelnemersraad advies uitbrengen, wanneer deze is ingesteld. De deelnemersraad is een adviesorgaan van de stichting die bestaat uit vertegenwoordigers van deelnemers (medewerkers), gepensioneerden (personen die een pensioen ontvangen) en mogelijk ook uit vertegenwoordigers van “slapers” (ex-medewerkers met een premievrij pensioenrecht).
Naast de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Verzekeringskamer, kan de deelnemersraad tegen bepaalde besluiten van het bestuur in beroep gaan bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. Dat kan bijvoorbeeld wanneer het besluit zonder advies is genomen of tegen het advies in gaat. Dit laat zich vergelijken met de beroepsmogelijkheden van een ondernemingsraad (5.1.5.).
De dagelijkse leiding over een bedrijfstakpensioenfonds ligt in de handen van minimaal twee personen, die wat betreft deskundigheid, integriteit en te voeren beleid voldoen aan de eisen van de Verzekeringskamer. De kamer ziet er op toe dat de dagelijkse bestuurders handelen in belang van de deelnemers, gewezen deelnemers en andere belanghebbenden, zodat zij zich op een evenwichtige wijze vertegenwoordigt voelen door dat bestuur. Wijziging in het dagelijkse bestuur mogen slechts doorgevoerd worden als de Verzekeringskamer daartegen geen bezwaar maakt. Zij wordt hierover geïnformeerd waarna een wachttijd van zes weken ingaat voordat het dagelijks bestuur mag veranderen. Veranderingen in de antecedenten van deze personen worden ook schriftelijk medegedeeld. De verzekeringskamer kan bovendien regels stellen voor de gedragscodes die het pensioenfonds hanteert, opdat belangenverstrengeling wordt voorkomen van bestuurders en andere medewerkers en de informatie waarover het fonds beschikt niet wordt misbruikt.
Uit het pensioenreglement blijkt wie er deelnemers zijn en wie er recht heeft op pensioen, onder welke voorwaarden. Doorgaans is er een beleggingscommissie die adviseert over de wijze waarop het beschikbare kapitaal belegd wordt. Daarnaast vervult een actuaris een belangrijke rol door het bestuur te adviseren, als ook de hoogte van het vermogen en de (gewenste) bijdrage van de werkgever vast te stellen. Dit is van belang om uiteindelijk de pensioenverplichting na te kunnen komen (kapitaaldekking). Ook de bedrijfstechnische en actuariële nota die iedere pensioenfonds opstelt en aan de Verzekeringskamer opstuurt, dient het nakomen van de pensioenverplichting beter te waarborgen. Uit die nota kan onder andere afgeleid worden wat de verhouding is tussen de beschikbare gelden, toekomstige inkomsten en de pensioenverplichting, alsmede op welke wijze de beschikbare gelden belegd worden en of die pensioenverplicht herverzekerd wordt. De Verzekeringskamer krijgt inzicht in de financiële situatie door het bestuderen van de jaarrekening, het jaarverslag, het actuarieel verslag en de overige gegevens, welke het pensioenfonds binnen zes maanden na ieder boekjaar (na 31 december) toestuurt. De jaarrekening wordt gecontroleerd door een accountant. Treft de accountant of actuaris omstandigheden aan die in strijd zijn met de Pensioenwet of die het nakomen van de pensioenverplichtingen in gevaar brengen, dan dienen zij dit direct aan de Verzekeringskamer te melden.
De mogelijkheden van de Verzekeringskamer om toezicht uit te oefenen zijn belangrijk uitgebreid per 1 januari 2000. Toezicht op zich zal evenwel weinig indruk maken, als er geen mogelijkheden bestaan om in te grijpen. In dat kader komt de Verzekeringskamer verschillende maatregelen toe, welke ondersteund worden door de verplichting van betrokken om desgewenst informatie te verlenen en mee te werken. De Verzekeringskamer kan aan het bestuur aanwijzingen geven, als dat noodzakelijk is met het oog op het belang van (gewezen) deelnemers en andere betrokkenen. Wordt die aanwijzing niet gevolgd, dan kan de Verzekeringskamer het bestuur onder curatele stellen, waardoor het bestuur slechts mag handelen met toestemming van de kamer. In geval onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is, kan de Verzekeringskamer ook tot curatele stelling besluiten zonder dat er eerst een aanwijzing wordt gegeven. Verder kan de verzekeringskamer bepaalde overtredingen tegengaan door opdrachten te geven, op straffe van het verschuldigd worden van een dwangsom. Zij kan bepaalde overtredingen ook bestraffen met een boete, tenzij het gaat om een strafbaar feit welke het Openbaar Ministerie vervolgt.
Pensioenfonds heeft collectieve producten
Anders dan het individuele maatwerk van verzekeraars, richten pensioenfondsen zich op een collectief. Daar waar een verzekeringsproduct volledig persoons- en omstandigheden gebonden kan zijn, daar gaat het bij de pensioenfondsen om meer uniforme producten. Juist de solidariteit tussen de deelnemers, die voor dezelfde premie hetzelfde pensioen ontvangen, rechtvaardigt de bijzondere positie van pensioenfondsen. Die positie biedt het pensioenfonds voordelen, waarvoor aan hun producten wel eisen worden gesteld. Zo dient een werkgever in beginsel minimaal 10 % bij te dragen, naast de bijdrage van de medewerker. De bijdrage van de medewerkers is een gelijk bedrag of gelijk percentage van het loon waarover zij pensioen opbouwen.
Verder zoeken
Deze pagina is onderdeel van hoofdstuk 4 over de arbeidsvoorwaarden. Oftewel de tegenprestatie waarvoor werknemers bij een werkgever werken op grond van de arbeidsovereenkomst. U vindt in dit deel informatie over:
4.1. Loon (o.a. minimumloon, tijdstip betalen, loon vorderen, beslag)
4.2. Vakantie (o.a. vakantierechten opbouwen en opnemen, vakantiegeld)
4.3. Pensioen (o.a. opbouwen, afkopen, einde dienstverband)
4.4 VUT-regeling
4.5. Afdracht van loonbelasting en premies
Zoekt u een ander onderwerp, zie dan onze trefwoorden of inhoudsopgave.